Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

In deze rubriek vindt je veel informatie over het onstaan van de munt. Veel achtergrond informatie en leuke weetjes. Houdt je niet in om leuke weetjes te plaatsen.

Moderator: grivnagozer

grivnagozer Nederland
Moderator
Moderator
Berichten: 2679
Lid geworden op: 28 jul 2009, 01:47
Locatie: Rotterdam

Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door grivnagozer »

In hoofdstuk 8 lazen we hoe de Britten met behulp van de Hollanders trendsetter waren voor de diverse vernieuwingen in het muntslagproces, daar waar andere volkeren achterbleven.

Het laatste gedeelte van de achttiende eeuw is een periode verscheurd door oorlogen voor Engeland en dito weinig mankracht om voldoende pasmunt te kunnen vervaardigen. Paarden zijn ingevorderd door het legernaast de benodigde mankracht, en Engeland is een natie van bejaarden, vrouwen en kinderen. Hongersnood en armoe drijven de prijzen op.

Goud is niet voldoende meer voor hande en de 5 en 2 Guineas munten worden niet meer vervaardigd. Tot en met 1813 worden nog gouden Guineas en Half-Guineas vervaardigd. Zilveren muntslag tussen 1760 en 1787 beperkt zich uitsluitend tot de Shilling van 1763 en het zogenaamde jaarlijkse Maundy-geld.

1787 is een jaar dat er een nieuwe Sixpence en Shilling verschijnt. Het publiek gaat deze munten hamsteren en ze rouleren niet. Men bouwt ze in horlogekasten, theedozen en andere snuisterijen in.

1797: buitgemaakte Spaanse 8 reales munten, de zogenaamde Pilaardollars, krijgen een ovalen monogram met portret van George III (1760-1820) ingeslagen mee als tijdelijk wettig betaalmiddel, ingeslagen bij de Tower te London met de Blondeau-machinerie (zie hoofdstuk 8).

1804: De Pilaardollars welke nu geroofd worden worden voorzien van een achthoekig monogram met koningsportret.

1797 en 1804 worden veelvuldig vervalst op Engelse bodem, daar er een grote toevloed was van Spaans Zilver.

De koopkracht van de geklopte munten was 4 shillings en 9 pence, welke de Engelsen een spreekwoord gaven van " 2 kings head is not worth a Crown", vrij vertaald: met twee koninklijke hoofden kan je nog niks kopen.

Om de toevloed van vervalst geklopt geld tegen te gaan, wordt de Bank of England opgericht, welke tussen 1804 en 1815 zilveren Dollars laat slaan met de datum 1804. Kleinere denominaties krijgen in het muntbeeld het woord BANK TOKEN mee, en deze dragen allemaal een jaartal tot en met het jaartal 1816. De hoge waarden aan Bank Tokens werden in Pilaardollars verstuurd aan een fabrikant in Birmingham, zijnde Boulton and Watt's Mint (later meer), met de opdracht deze aan beide zijden te ontdoen van het reliëf en een ander ontwerp erop te zetten. Zodoende is het mogelijk dat we fragmenten van Pilaardollars kunnen tegenkomen op Engelse Bank tokens. Oorzaak van al het gegoochel was de Continentale oorlog met Napoléon Bonaparte.

Goud en zilver waren in de prijs per dag verschillend, en dit had het gevolg dat de waarde tussen Brits geld enerzijds en buitenlandse valuta anderszijds geen stabiele omrekenwaarde meer kon opbrengen.
Hiertoe werd regeringsgewijs een Commissie ingesteld (COMMITTEE OF THE COIN) om de totale inflatie van het engelse geld tegen te gaan.
Het eindigt op 22 juni 1816 met een nieuwe Muntwet, waarin wordt bepaald dat de Sovereign, Half-Sovereign en de zilveren Crown tot en met de zilveren sixpence, alsmede al het Maundy-geld, een ander gehalte aan metaal krijgt dan voorheen gebruikelijk was. Deze nieuwe gehaltes blijven constant tot aan het jaar 1947, wanneer India onafhankelijk wordt en daardoor het roulerend zilver wordt vervangen door cupronikkel.

Daarnaast was er nog een onvoldoende aanmuntingsproces in een Royal mint, die al 500 jaar staat in de Tower van London, en welke niet erg productief is. Alle gebouwen met machinerie waren in een halve cirkel gebouwd met de muntpersen aan de rechter rivierarm en de overige machines aan de linkerrivierarm. Men had geen overzicht meer, mede temeer het feit dat de tower ook een staatsgevangenis was en een militaire basis. De terreinen van de Munt worden ontmanteld van machinerie om plaats te maken voor de Gewonden van de Franse Oorlog; andersgezegd; de complete munterij wordt een veldlazeret en de schuttersput van de muntmeester een uitgegraven scheithuis.

De fabricage van Banktokens in Birmingham maakt pijnlijk duidelijk dat de gereviseerde Blondeau-machinerie op de schroothoop kan.

Matthew Boulton en James Watt.

Matthew Boulton FRS was een fabrikant van verzilverde gebruiksvoorwerpen te Birmingham, die de zaak erfde in het jaar 1759.
De ongebruikte rivier Hockley Brook bij de fabriek wordt ingedamd, en daarnaast verrijst de Soho-Manufactory, welke in 1762 opent. In 1767 is de Soho-Manufactory hofleverancier, daar koning George III zijn gasten van verzilverde servies- en besteksdelen liet eten in plaats van het dure zilver, wat op andere Europese vorstenhoven gebruikelijk was.

Matthew ontmoet de Schotse ingenieur James Watt, die het principe van electriciteit door stoom onderzoekt, maar geteisterd dooor geldgebrek geldschieters zoekt. Met geld van Boulton word een stoommachine gebouwd, die gepatenteerd wordt door ene Dr. Roebuck in 1768, welke uiteindelijk het patent overkoopt in 1774, zodat Watt van schotland naar Birmingham verhuizen doet. In 1775 is James Watt officieel in dienst van de nieuwe patenthouder Matthew Boulton, als partner voor 25 jaar.

De eerste stoommachines door Boulton vervaardigd werden geïnstalleerd in de Cornish tinmijnen, alsmede in deze streek bij de aanwezige kolenmijnbouw. In 1786 maakt de stoommachine zijn opmars door munten te gaan slaan, waartoe een geheel nieuw aanmuntingsmachinerie moest worden ontworpen.

De eerste bestelling voor het aangemunt geld met Watt's stoommachine is van de East India Company. De Russische Tsaar laat daardoor direct een moderne muntmachine met Watt's stoommachine in Moskou neerzetten. Nu de Russen gaan aanmunten met een Engelse machine, kan de Engelse Koning niet achterblijven, anders staat deze internationaal voor joker.

The Committee nodigt Boulton uit voor een oriënterend gesprek, waarin de fabrikant duidelijk maakt dat om het tekort aan pasmunt op te lossen, er uitsluitend in 1 gehalte metaal koper, zilver of goud moet worden aangemunt. In 1790 komt Boulton hiertoe met een herziene muntpers met de bedoelng de veelvuldig vervalste farthings en halfpennies onvervalsbaar te maken. In 1797 krijgt Boulton pas antwoord van de Committee: Hij mag aanmunten. In 1799 wordt er een contract verstrekt om de muntmachines neer te zetten bij de Royal Mint in de Tower.

De geslagen koperen munten van Boulton en Watt hebben een zeer mooi reliëf, maar wegen zwaar en aan slijtage onderhevig. Men noemt deze munten de Cartwheels, danwel karrewielen, vanwege de verdikte rand waarin de letters afgedrukt zijn.

John Rennie FRS wordt ondertussen aangesteld door The Committee om in 1798 de machinerie in de Mint grondig te onderzoeken en daar een reportage over te schrijven. Vanuit deze op 10 juli gedateerde reportage brandt hij de Royal Mint en het aanmuntingsproces tot op de grond af. Het geeft groenlicht voor de stoommachine.

Augustus 1804 moet Rennie gaan kijken of de aangebrachte machinerie in staat is bij de Royal Mint het militaire fort tot op de grond toe af te branden. Bij ontploffingsgevaar zou de machinerie direct verwijderd moeten worden. The Tower wordt een militaire basis, en de machinerie verhuist naar voren toe, zijnde Little Tower Hill; Rennie bouwt de nieuwe gebouwen vanaf november 1805, en daarna zet Boulton er zijn machinerie in. Architect die de ontwerpen verzorgde was James Johnson (overleden 1807), en de ontwerpen werden uitgevoerd door ene Robert Smirke. Er werd een plantsoentje in de Tower aangelegd, identieke wachttorens, en je kon het gebouw zien liggen vanaf de tower Bridge nabij het Parlement in de hoofdstad. Het gebouw was af in 1809. The Royal Mint, nun onafhankelijk geworden, neemt er echter in 1812 zijn intrek in met 4 30 p.k. stoommachines, die het water ondergronds halen uit de Tower Moat.
12 muntpersen met 16 p.k. om de rondellen uit te spuwen. deze stonden in een cirkel opgesteld rondom een groot horizontaal rad. Dit rad draaide rondjes en maakte het mogelijk om 64 keer per minuut een rondel uit de plaat metaal te stansen.

8 muntpersen met een 10 p.k. stoommachine welke ook door een horizontaal rad werden aangedreven. Er was een zware balk aangebracht aan de bovenzijde met daarin het ontwerp van het vorstenportret, en een zware balk aan de onderzijde met het wapenschild. Gelijktijdig werd de rondel tussen de bovenste en de onderste balk geplaatst, waarna de 2 balken simultaan tegen de rondellen werden geperst. 60 munten per minuut werden op deze wijze vervaardigd.

Innoverend was een machinetje dat elke keer dat de balken tegen de rondel sloegen, een cijfertje versprong: het was de eerste telmachine.

De rondellen werden niet meer handmatig onder de balken geschoven, dit proces was geautomatiseerd door het aanbrengen van een metalen houder en een soort van een buis, waar men van bovenaf de metalen schijven ingooide. De metalen houder die de rondel vasthield bij het slaan van de bovenste en onderste balk tegen elkaar, was voorzien van het randschrift van de munt, wat gelijktijdig met boven en onderkant in het metaal werd gezet.

Het proces werd afgesloten door een 6 p.k. stoommachine, die er voor zorgde dat metaalafvaln in elkaar werd geplet om aldus in een soort van briquetten opnieuw de smeltoven in te gaan, wat wordt aangeduidt met het woord RECYCLE.

Drie verouderde schroefpersen opereerden nog met een zeskoppige bemanning om penningen en medailles te kunnen vervaardigen tot en met het jaar 1899.

In 1812 was de Royal Mint het modernste gebouw ter wereld. Stupendous and beautifull. Dat waren de krantenkoppen in die tijd. 1812 is ook het jaar dat William Wellesley-Pole met de titel Master Worker aan de slag gaat in de aanmunterij. William is een oudere broer van Arthur Wellesley, welke meer bekend is onder zijn titel: Duke of Wellington, de Engelse Generaal die samen met de Duitse Blücher Napoléon Bonaparte overmeesterde in Waterloo 1815.

Door een verkregen erfenis werd de benaming Pole toegevoegd aan het geslacht Wellesley: William was een technocratische uitvinder met heel veel toegeworpen geld. William en muntjes: het gebouw was nog niet open in 1812, of er moest alweer gereorganiseerd gaan worden in de machinerieopstelling van Boulton.
Het was de eerste grootschalige bedrijfsorganisatie die wij kennen: minder kosten door vermindering van salaris van het personeel en dus stakers voor de poorten van het gebouw, alwaar je het leger van je broertje op afstuurt.
William was niet als zijn broer: hij maakte fout op fout wat de Schatkist uiteindelijk klauwen met geld zou kosten!

The Committee bestond nog steeds, en in 1811 werden vader en zoon Thomas Wyon verplaatst van de Munt van Birmingham naar de Royal Mint in London. Beiden waren bekwame stempelsnijders, en talent gaat over de generatie heen, is overerfbaar: gedurende 80 jaar waren de Wyons de stempelsnijders van bijna alle Engelse penningen en de reguliere muntslag.

In 1811 waren ook de interesse in het Romeinse en Byzantijnse Rijk weer opgegroeid. Een luitenant van Napoléon Bonaparte vond in Egypte een steen, de Steen van Rosetta, welke de verbintenis vormt in het lezen van Egyptisch hyrogliefenschrift. De opgraving van Herculaneum en Pompeii zorgden voor een grote vondst van cameegesneden stenen, en deze techniek werd nu zo popiejopie, dat Josiah Wedgewood als fabrikant ging proberen in glas en porselein antieke goden op serviesgoed te zetten. Hiertoe werden een aantal verarmde Italiaanse cameesnijders naar Engeland gehaald, en sommigen van hen gingen in amber en barnsteen als wel ivoor broches en armbanden maken voor rijke Engelse vrouwen en homootje, die men aanduidde ald DANDY, vanwege de vrouwelijke kledinglijn als het beaccentueren van de bilpartij te transformeren naar het recht toe recht aan mannenuniform (Oscar Wilde, de dichter Tennyson en Lord Byron).

Eén van deze Italianen was Benedetto Pistrucci, die een vluchteling was uit Frankrijk van 1814, en via Rome wist te ontsnappen aan de Fransen naar London. Zijn kwaliteiten als cameesnijder zette de rijkaard Sir Joseph Banks er toe om een wit voetje te halen bij koning George III, door een steen van jasper om te laten zetten in een camee van Pistrucci met het portret van de koning erin.

Jasper lag niet langs de weg, maar in de kluizen van de Royal Mint. Banks introduceert de Italiaan bij Wellesley-Pole, nu Master of the Mint geheten, welke de voor de Koning bestemde camee doorgeeft aan Thomas Wyon Junior, nu Chief Engraver, om deze camee te reproduceren ten behoeve van de beeldenaar van de te ontwerpen nieuwe Halfcrown. Het lukt Thomas niet deze Jasper Camee te reproduceren met een bevredigend resultaat! Thomas had geen kaas gegeten van camee, en Pistrucci wist niets van de werking van de stoommachine,rondellen of stempelsnijden.

Benedetto oppert dan dat het beter is iets mythologisch op de gouden munt te zetten, waarom geen Saint George die de draak verslaat? Waarop Wellesley-Pole 100 Guineas betaald aan Benedetto Pistrucci voor een Jasper camee van een Saint George die de draak verslaat. Benedetto gaat aan de slag en terwijl hij bezig is, overlijdt in 1817 Thomas Wyon.
William Wellesly-Pole benoemt hierop de cameesnijder als Chief Engraver om zowel een camee van koning George III als Saint George op de hoognodige nieuwe munt te plaatsen.

Nu beginnen de problemen. Pistrucci denkt dat hij Chief Engraver is en William Wellesly-Pole, om zijn eigen onvermogen te verbergen, beweert dat deze nergens wat van af weet. Wellesly-Pole verlaat uiteindelijk de Mint, en Eerste Minister Lord Gladstone zal uiteindelijk hierop uitsluitsel gaan brengen tegenover het Engelse Parlement van: "Is Pistrucci wel of niet wat deze beweert te zijn?".

Koning Stadhouder Willem III (1694-1702) had wettelijk vastgelegd dat een buitenlander nooit Chief Engraver mocht zijn van de Royal Mint. Een benoeming door Wellesly-Pole was dus tegen de wet. Pistrucci werd gestript en mocht geen Chief Engraver heten, maar hij kreeg wel het salaris van 500 pounds per jaar en alle machinerie die deze nodig had. Er stond alleen hiervan... niets op papier. En zodoende bleef betaling van dit vorstelijke salaris.. achterwege. Jaar na jaar horen: je krijgt het wel, en niets ontvangen!

In 1816 was de muntreeks aldus;

Gouden sovereign
Gouden Half-Sovereign
Zilveren Crown
Zilveren Half-Crown
Zilveren Shilling
Zilveren Sixpence
Zilveren Fourpence
Zilveren Threepence
Zilveren Twopence
Zilveren Pence.

Al deze zilveren munten van 1 tot en met 4 penny was onderdeel van de Maundy-set, maar technisch geen koersgeld. De roulerende koperen muntslag waren veelal tokens, waarover later meer.

De Guinea verdwijnt na 1816 als rekeneenheid, de Sovereign is nu de gouden munt. Zowel de gouden Sovereign als de Zilveren Crown waren voorzien van Pistrucci's vakmanschap. Zijn voorstel, Saint George, staat er voorbeeldig op.. het portret van de Koning is een stuk minder, want Pistrucci lag overhoop vanwege de salariskwestie, en maakte dus een karikatuur van de Jasper Camee, waarbij de Koning naar boven kijkt i.p.v. recht vooruit met George III's boodschap: de Voorzienigheid zal er wel voor zorgen dat je uitbetaald krijgt. Nog nooit had een ontwerper het aangedurft zijn naam onder het portret van de regerend vorst te zetten: Pistrucci deed het gewoon onder het mom: 'Iek domme buitenlander zijn, ieke niet weten".
Tussen 1818 en 1820 staat de Saint George met de kreet HONI SOIT QUI MAL Y PENSE als randschrift om de figuur heen: het is een stille boodschap van de ontwerper naar de Engelse opdrachtgevers toe. Pistrucci en geld vergiftigde de werksfeer binnen de Royal Mint, omdat de Wyons als schutting werden gebruikt door Wellesly-Pole enerzijds en Pistrucci anderszijds. Engelse stempelsnijders monogrammeerden hun naam met TW en WW in het muntbeeld, terwijl de beledigde Italiaan voluit zijn naam bleef zetten. Numismatici uit deze dagen vergiftigen de ontwerpen van Pistrucci met Kitsch in plaats van Kunst.

De Wyons hadden de ondankbare taak de ontwerpen van Pistrucci geschikt te maken voor muntslag, wat Pistrucci als een aanslag en verminking van zijn kunnen ervaarde. Zodoende was geen enkel ontwerp van Pistrucci goed genoeg om er een munt van te maken. Terwijl de koning ziek thuis ligt (in 1820 zal hij overlijden) beeldt Pistrucci hem af als de allerslechtste Romeinse keizer die Britannica ooit gehad heeft, zodat Thomas Wyon Junior zich geroepen voelt, danwel gedwongen ziet, een politiek gezonder portret van zijn Koning te vervaardigen, iets wat tegen het zere been van Pistrucci is. Zeker wanneer het portret van Wyons op de Sovereign en Crown komt en niet het Italiaanse portret!

De werknemers in de Royal Mint noemden Thomas Wyon daardoor George, en Pistrucci Dragon!

Wanneer de Koning kleren nodig heeft, gaat een kleermaker naar het hof om zijn verhoudingen op te meten. Kleermakers verkochten deze informatie in baar geld aan beeldhouwers, die een standbeeld moesten maken of een buste van de koning, zonder hem ooit gezien of gesproken te hebben! Stempelsnijders van de munt hadden ook met deze maten te maken: hoe groter het voorhoofd, hoe groter de nekspieren geacht werden te zijn. Maar de Koning had een heel groot hoofd en een heel dun nekkie: iets wat Thomas Wyon Junior niet wist! En zodoende komt het portret met een dikke nek, de Bull's Neck, op de munt te staan. Een fantasiekoning! In 1817 komt er daartoe een nieuwer portret van de Koning op de munt, en ook deze is anatomisch totaal afwijkend van de regerend vorst.

Pistrucci krijgt gelegenheid tot wraak op de snotneus: hij moet het portret anatomisch corrigeren, want pistrucci had de koning gezien. En Pistrucci maakt er een karikatuur van, en zet er nu eens niet zijn eigen naam op: hij laat de TW lekker staan zoals die is: wie krijgt dan de schuld: de snotneus, en niet de Italiaan. Kwaad bloed heet dit.

Pistrucci slecht uitbetaald die alle te reviseren ontwerpen loopt te saboteren, Thomas Wyon Junior die overal de schuld van krijgt terwijl deze niets gedaan heeft en Wellesly-Pole, die alleen bezig is zijn eigen straatje schoon te vegen "KEEPING UP APPEARANCES" OM GEVANGENISSTRAF TE VOORKOMEN VANWEGE HET NEGEREN VAN KONINKLIJKE DECRETEN.

George III overlijdt en wordt in 1820 opgevolgd door George IV (1820-1830) zonder ooit een anatomisch correct portret te hebben gekend. Een koning streeft naar roem, glorie, en onsterfelijkheid in naam. En dit streven van William IV wordt het uiteindelijke Waterloo van Pistrucci genoemd.

Pistrucci krijgt de opdracht het koningsportret te ontwerpen door de koning zelf, en niet door Wellesly-Pole doorgegeven. Pistrucci krijgt al of niet gesaboteerde informatie door en zijn portret is net zo'n karikatuur als van wijlen George III. George IV was een kunstkenner en helaas voor Engeland, niet echt een doortastend monarch. De karikatuur blijft op de munt staan op bevel van de koning tot en met het jaar 1823. Dan benoemt de koning zelf de Chief Engraver van de Royal Mint: het wordt Sir Francis Chantrey.

Chantrey maakte een buste van George IV en Pistrucci kon er nu niet meer onderuit een gelijkend portret van de vorst te maken. Als verwacht, weigerde Pistrucci de buste te reproduceren, dat was hem te min. Het antwoord was hard wat de Koning gaf: Pistrucci wordt de poort van de Royal Mint uitgezet door soldaten van de Koning en sindsdien is er nooit meer wat van de Italiaan vernomen.

Het geld van George IV werd in 1823 tijdelijk uitgebreid met een munt van 2 pounds, die daadwerkelijk gerouleerd heeft in het straatbeeld: unc is er tot nu toe nog geen exemplaar bekend!. Deze gouden munt van 2 pounds is tevens de laatste gouden munt die ooit in het alledaagse betalingsverkeer van Engelend heeft gezeten! De rest is allemaal aangemunt als bankgeld voor grote bedrijfstransacties, alsmede de sieradenindustrie. Het geld van William IV (1830-1837) is ontworpen door William Wyon (WW), naar een busteportret van Sir Frances Chantrey, waarbij William hulp kreeg van Merlen, een naamloze assistent die alles aan de keerzijde van de munt ontwierp, waartoe WW onder gezet werd: WW was het hoofd van de Royal Mint, en Merlen de alleskunner die niets mocht.
Pistrucci's ontwerp werd gemoderniseerd, waarbij alles van Pistrucci op een net iets andere manier is neergezet dan voorheen. De zilveren crown werd dus hiertoe niet meer geslagen, daar deze aan Pistrucci herinnerde. Een neutraal wapenschild verving Saint George.

Het jaar 1834 was economisch een crisis: de Half-Sovereign is een slag kleiner dan 1833 en 1835 zijn. Sir Joseph Hume zorgt ervoor dat een zilveren Groat (Fourpence) de roulatie ingaat, de zogenaamde Britannicagroat, ookwel aangeduidt met Joey.

Tot slot van dit hoofdstuk Victoria (1837-1901).

In 1837 zien we de Wyon familie in de Royal Mint werken met de broers Leonard en William Charles, en ene De saulles de keerzijde ontwerpt al of niet naar voorbeeld van Pistrucci. Het is de oorzaak van de 3 portretgroepen welke de lange regeringsperiode van Victoria kenmerkt:

Young Head. (1837-1887)

Jubilee Head (1887), waarbij het portret is gemaakt door beeldhouwer en vermoedelijk lover van de Koningin, zijnde Sir Joseph Boehm. In 1887 was dit portret grof misbruik betiteld, Victoria verkracht geheten, terwijl de koningin zelf expliciet toestemming gaf om het op de munt te zetten. Haar kroon staat scheef op het hoofd (was ze bezopen? volgens de anti-alcoholcampagnes van goedwillende protesterende Christelijke kerkgangers)

Old Head (1893-1901), waarbij het portret gemaakt is door Sir Thomas Brock.

Gedurende Victoria worden Committees benoemd om een decimalisatie van het geldstelsel te bewerkstelligen. Uiteindelijk zal Engeland in 1971 decimaliseren!

1849. De Florin is de eerste poging tot decimalisatie; 1/10 pound danwel 2 shillings. Dei gratia, Gods Gratie, D.G. past met alle titels van Victoria niet op de munt en wordt weggelaten. Deze Goddeloze florijn zorgt voor protesterende Christenen die de munt niet accepteren. Terwijl het de initiatiefnemer, de Duitse Prince Albert voor ogen stond zijn vrouw een anatomisch correcte munt kado te doen!

Dan maken we de munt groter en zetten er D.G. bij. Probleem opgelost? Nee, niet in de Anglicaanse kerk. Want die vervloekte Gothiek staat voor de duivel en het verlangen naar een leven na dit leven, en Engeland is in de ban van hekserij en paranormale zaken. Die Gothische lettering en het Duitse Biedemeijerkapsel kunnen echt niet op die munt staan.

Albert moet weer constateren dat hij wel goed wil doen, maar niet kan doen bij het Engelse Volk. Uiteindelijk doet hij dit wel, door te sterven in het Chrystal Palace in 1861, waarna de rouwende weduwe Victoria voor de rest van haar leven zwart gaat dragen, en dit is zo romantisch dat Zwart de Mode wordt, net zoals de Witte japon die voor het eerst bij een bruiloft werd gedragen door Victoria op initiatief van de moderne Albert.

Ontwerper Schilder William Dyce (1806-1864) van deze Godless Crown verliest er zijn gezondheid mee: we zetten de Gothische letters om in Engelse lettering... weer niet goed. Allen voor verzamelaars.

Voor het eerst werd er een presentatiedoosje omgezet want wie een rekening opende bij een bank, kreeg een Florin kado! De gehele oplaag was in handen van bankiers en gefortuneerde, veelal internationale verzamelaars. En het volk zag ze bijna niet: decimalisatie mislukt.

Niet getreurd en opnieuw proberen: 1887-1890. De 4 shillings ofwel Double Florin munt was bijna net zo groot als de Crown, en in het donker vergiste men zich in de schilden... Terwijl de Florin en de Halfcrown hetzelfde afmetingenprobleem hadden, wat al tussen 1851 en 1871 bekend was.

Tijdens Victoria groeit the Commonwealth gigantisch! Gouden 5 en 2 poundsmunten schuiven van bankkluis naar bankkluis.

De Matthew Boulton machinerie is verouderd en Victoria koopt machinerie in Duitsland, bij Uhlhorn. Uhlhorn is meer dat het metaal bedrukt wordt in plaast van geslagen, dus zo bestrijdt je de geluidsoverlast in de omgeving van de Mint. Bovendien komen er 100 munten per minuut uit in tegenstelling tot Boulton, die er 60 per minuut vervaardigt.

In 1872 rolde de laatste munt uit de Boultonpers. het houtwerk in de machine was versleten van het dagelijks gebruik! In 1876 breekt er een tandrad van het wiel: de vervanging kost 6 maanden en dus wordt er al die tijd niets vervaardigd... waarom is 1876 toch zo'n moeilijk jaar voor Engeland, hoor je menig verzamelaar zuchten, want 1876, die hebben ze meestal niet :twisted: ??

Uiteindelijk ruimtegebrek zorgde dat er nieuwe machinerie moest worden ontworpen; het gebouw werd te klein en er staat een verhuizing gepland naar het pittoreske South Wales.

Benedetto Pistrucci installeerde 1 machine in zijn leven bij de Royal Mint, omdat hij de enige was die de Franse taal machtig was: de Franse reduceermachine, of hoe maak je van iets groots iets kleiners zonder dat het uiterlijk veranderd wordt.. de uitvinding van de reduceermachine maakt het in de muntslag mogelijk dat er geen meesterstempels meer hoefden te worden vervaardigd. Zodoende kon elke ontwerper zonder kennis van techniek toch zijn design op de munt krijgen, waardoor uiteindelijk de titel Chief Engraver tijdelijk vergeten werd. Pas na de decimalisatie van Engeland in 1971 is de titel weer in ere hersteld.

Je hebt een eerste gipsen afdrukplaat van Parijs'gips welke uitgebeiteld wordt. Dit gebeurt op een 8 tot 10 inch plaat, welke electro-plated wordt gemaakt (we spreken dan van de tijd van Pistucci). Er hangt een metalen vingertje die elk vlakje aftast van deze plaat en berekent. Pantographie was een doorbraak: de metalen vinger aan de ene zijde (taster) bedient gelijktijdig de beitel aan de andere zijde middels een staafje verbonden: de voorstelling wordt verkleind uitgekrast, van groot naar klein dus. Een 10 inch plaat was nodig om een 1/3 farthing 1833, zo groot als een spijkerkop, uit te beitelen.

1 keer pakken we de tijdmachine nog terug naar 1797.

Het kopergeld was al schaars sinds Elizabeth I in de omloop. Gedurende Koning James I worden de Harington-, Richmond- en Lennox- Farthings vervaardigd, maar dit zet geen zoden aan de dijk. Ook de tinnen en koperen farthing en halfpennies van Charles II waren verre van ideaal om het gebrek aan pasmunt op te lossen. De Royal Mint had geen idee hoe ze koper moesten aanmunten, daar zilver en goud een stuk zachter metaal zijn.

We kijken naar de Warden van 1696-1699 alsmede de Master van 1699-1727. De warden was de persoon die verantwoordelijk was dat er genoeg metaal voor hande was om te kunnen aanmunten. Deze Warden kennen wij onder de naam Sir Isaac Newton. Newton experimenteerde met koperlegeringen.

De Wet van Newton is nog steeds actueel:

a) je mag niets maken van een metaal dat duurder kost dan de waarde van dat metaal zelf is (intrinsieke waarde)
b) je kan pas aanmunten vanuit ingots, grote ruwe stukken onbewerkt metaal, want het kost teveel om ze voor te bewerken. Je moet dus ook geen rondellen uit het buitenland aanschaffen: die maak je zelf.
c) kwaliteit naar behoefte: een slagproces van een gouden munt kost veel meer tijd dan een slagproces van een koperen of tinnen munt.

De paarden in de molen konden wel met hun pk goud en zilver pletten, maar het harde koper of tin was niet mogelijk. Elke keer kreeg men de dikte, breedte of grootte niet goed, tot grote ergernis van Newton. Hij moest elke keer de hamertest verrichten, en daar kwamen de munten niet doorheen. Deze hamertest was simpel: iedere nieuwe munt moest verhit worden, waarna een knal met de hamer op werd gegeven. Barste de geslagen munt in stukken, dan was de legering niet goed. Aangeleverd koper vanuit het buitenland bevatte teveel tinsporen, en zodoende moest de Royal mint overgaan tot kostbare voorbewerkte koperen staven, welke door fabrikanten al voorgewalst waren tot de opgegeven dikte.

Soho voorzag in deze behoefte, en Soho was Matthew Boulton.
De East India Company liet hem de munten voor de koloniale gebieden slaan, en diverse fabrikanten en instellingen plaatsten bij hem orders voor tokens.
Boulton had de expertise ontwikkeld. 70 jaar na de dood van Newton wordt voor het eerst landelijk koper aangemunt.
1797 De Cartwheel van 2 penny weegt 2 ounce, de Penny weegt een ounce koper. Elke munt woog hetzelfde zonder enige afwijking van de weegschaal. Koper steeg waanzinnig in de grondstoffenprijs, en het leger had ze nodig voor kanonnen en munitie. De intrinsieke waarde van 1 penny koper was meer dan de maakkosten voor deze penny. Tussen 1799 en 1807 verdwijnt de 2 penny en wordt de farthing vervaardigd, waarna het koper zo duur was geworden, dat tot en met 1821 niets meer werd aangemunt voor het land in dit materiaal.
De in 1812 geopende nieuwe Royal Mint experimenteerde, maar koper bleef veel duurder door de grondstoffenprijs dan de waarde die de munt vertegenwoordigde tot het jaar 1860.

Wanneer koper te duur is, gebruik je brons. L.C. Wyon maakte een bronzen variatie van het Young Head-type in de vorm van een buste. Keerzijde was de maagd Britannia, rechtop gezeten, zittend op een rots met een vuurtoren links en een oorlogsschip recht (Man-o-War). Door de reduceermachine was het mogelijk dit ontwerp direct te verkleinen naar de Halfpennies en de Farthings. Er is geen bronzen Jubilee Head - muntslag, deze werd hervat met het Old Head; De Saulles (1862-1903) haalde de vuurtoren weg alsmede de boot, want dit scheelde weer in de kosten van de grondstof. De boot was definitief verdwenen, en in 1937 tot en met 1967 keerde de vuurtoren weer terug in het ontwerp.

Onder het bewind van Edward VII (1901-1910) verscheen in 1902 een zilveren Crown. De Florin was nu de hoogste munteenheid geworden in het alledaagse geldverkeer. De Saulles is nu de Chief Engraver van de Royal Mint: Britannia staat met een trident en een schild de wacht te houden bij de boeg van een boot. Deze florin staat in verhouding met een andere rare munt van De Saulles: de Britse Crownsize dollar van 1895, bestemd voor de handel in het verre Oosten, waarbij de boot van je af vaart. Bij De Saulles staat er een leeuw boven de kroon op de Shilling.

Een kroon die weggelaten wordt in 1911 onder de nieuwe koning George V (1911-1936). Niet alleen numismatici, nee, de hele natie wilde dat er een kroon afgebeeld werd. George V vond het niet nodig maar zwicht uiteindelijk in 1927, wanneer hij de Maundy uitreikt met kroon op de munt, welke kroon in 1928 opnieuw in de circulatie komt.

Met dit protest van de Engelse bevolking over het uiterlijk van een munt verlaten we dit hoofdstuk 9. Protesten als dat de Engelsen voerden tegen kroonloze munten waren even intens, en misschien wel heftiger, als de gehouden demonstraties van de Europese bevolking tegen de invoer van de Euro.
tja..
Jan W Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 3834
Lid geworden op: 29 dec 2011, 00:05

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door Jan W »

grivnagozer schreef: Goud en zilver waren in de prijs per dag verschillend, en dit had het gevolg dat de waarde tussen Brits geld enerzijds en buitenlandse valuta anderszijds geen stabiele omrekenwaarde meer kon opbrengen.
Hiertoe werd regeringsgewijs een Commissie ingesteld (COMMITTEE OF THE COIN) om de totale inflatie van het engelse geld tegen te gaan.
Het eindigt op 22 juni 1816 met een nieuwe Muntwet, waarin wordt bepaald dat de Sovereign, Half-Sovereign en de zilveren Crown tot en met de zilveren sixpence, alsmede al het Maundy-geld, een ander gehalte aan metaal krijgt dan voorheen gebruikelijk was. Deze nieuwe gehaltes blijven constant tot aan het jaar 1947, wanneer India onafhankelijk wordt en daardoor het roulerend zilver wordt vervangen door cupronikkel.
Wat een geweldig verhaal! Eén opmerking: de gehaltes bleven niet constant hetzelfde tot 1947 (0,925 zilver, oftewel sterling silver) maar tot en met 1919. Vanaf 1920 werd het zilvergehalte 0,500.
grivnagozer Nederland
Moderator
Moderator
Berichten: 2679
Lid geworden op: 28 jul 2009, 01:47
Locatie: Rotterdam

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door grivnagozer »

Bedankt voor deze aanvulling!!! Groetjes, Eric.
tja..
Polderitus

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door Polderitus »

Dank over de info over sovereign en Guinea; verhelderend.
Ik meen u op een spelfout te moeten attenderen.

In Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom staat het woordje
scheithuis
M.i. te veranderen in: schijthuis.

Ik vertrouw u hiermee van dienst te zijn geweest.
mvg
Polderitus
Jan W Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 3834
Lid geworden op: 29 dec 2011, 00:05

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door Jan W »

grivnagozer schreef:1797: buitgemaakte Spaanse 8 reales munten, de zogenaamde Pilaardollars, krijgen een ovalen monogram met portret van George III (1760-1820) ingeslagen mee als tijdelijk wettig betaalmiddel, ingeslagen bij de Tower te London met de Blondeau-machinerie (zie hoofdstuk 8).
1804: De Pilaardollars welke nu geroofd worden worden voorzien van een achthoekig monogram met koningsportret.

De koopkracht van de geklopte munten was 4 shillings en 9 pence, welke de Engelsen een spreekwoord gaven van " 2 kings head is not worth a Crown", vrij vertaald: met twee koninklijke hoofden kan je nog niks kopen.
Door in het klein het hoofd van George III op het hoofd van de Spaanse koningen Carolus III of Carolus IV te stempelen kreeg je inderdaad twee koningen op één munt.

Een andere vertaling die ik tegenkwam: Twee koningshoofden zijn samen nog geen één kroon (crown) waard. Een crown was 5 shilling en de geklopte munten circuleerden inderdaad voor 4 shilling en 9 pence, minder dan de crown waard was die daarvoor circuleerde terwijl de munt wel even groot was.
Hieronder een foto van zo'n geklopte 8 realen. Hier zijn trouwens veel vervalsingen van!
Afbeelding

Engelse humor blijft prachtig! :thumb up:
Gebruikersavatar
janssenfrank Nederland
Superlid
Superlid
Berichten: 1732
Lid geworden op: 23 mei 2013, 11:38

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door janssenfrank »

Jan W schreef: Afbeelding

Engelse humor blijft prachtig! :thumb up:
Jawel, ik hou van de Engelsen, met hun stijve manieren en hun droge humor.

Maar op die munt zie ik staan: Carolus IIII (Ik neem aan karel de vierde van Spanje). Mij valt die Romeinse IIII meteen op. Dat hoort natuurlijk IV te zijn. Is dat een foutje, of is dat bewust zo gedaan?
Pecunia olet, sed vos adepto usus ad eam

winnaar van de munthunter-vrouwen EK-2017 voetbalpool
Jan W Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 3834
Lid geworden op: 29 dec 2011, 00:05

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door Jan W »

janssenfrank schreef:Maar op die munt zie ik staan: Carolus IIII (Ik neem aan karel de vierde van Spanje). Mij valt die Romeinse IIII meteen op. Dat hoort natuurlijk IV te zijn. Is dat een foutje, of is dat bewust zo gedaan?
Of dat een foutje is weet ik niet. Wel dat ze dit toen wel vaker deden in (in ieder geval) Bolivia en Mexico. Ik kocht laatst bij MPO nog een Mexicaanse 8 realen van Carolus IIII met nog het hoofd van Carolus III erop (het officiële stempel met het hoofd van de nieuwe koning was zo vlak na de dood van Carolus III nog niet vanuit Spanje in zuid- en Midden-Amerika aangekomen, ze gebruikten toen maar het hoofd van de vorige koning.. :knipoog: ).
Deze specifieke munt is zowel met Carolus IIII als Carolus IV geslagen. In prijs zijn ze gelijk volgens de catalogus.
Afbeelding
grivnagozer Nederland
Moderator
Moderator
Berichten: 2679
Lid geworden op: 28 jul 2009, 01:47
Locatie: Rotterdam

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door grivnagozer »

bedankt voor de aanvullingen, zodoende weet ik dat ze ook gelezen worden! :thumb up:
Jan W Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 3834
Lid geworden op: 29 dec 2011, 00:05

Re: Hoofdstuk 9: Van munt naar machine II: stoom

Bericht door Jan W »

Jan W schreef:
grivnagozer schreef:1797: buitgemaakte Spaanse 8 reales munten, de zogenaamde Pilaardollars, krijgen een ovalen monogram met portret van George III (1760-1820) ingeslagen mee als tijdelijk wettig betaalmiddel, ingeslagen bij de Tower te London met de Blondeau-machinerie (zie hoofdstuk 8).
1804: De Pilaardollars welke nu geroofd worden worden voorzien van een achthoekig monogram met koningsportret.

De koopkracht van de geklopte munten was 4 shillings en 9 pence, welke de Engelsen een spreekwoord gaven van " 2 kings head is not worth a Crown", vrij vertaald: met twee koninklijke hoofden kan je nog niks kopen.
Door in het klein het hoofd van George III op het hoofd van de Spaanse koningen Carolus III of Carolus IV te stempelen kreeg je inderdaad twee koningen op één munt.

Een andere vertaling die ik tegenkwam: Twee koningshoofden zijn samen nog geen één kroon (crown) waard. Een crown was 5 shilling en de geklopte munten circuleerden inderdaad voor 4 shilling en 9 pence, minder dan de crown waard was die daarvoor circuleerde terwijl de munt wel even groot was.
Hieronder een foto van zo'n geklopte 8 realen. Hier zijn trouwens veel vervalsingen van!
Afbeelding

Engelse humor blijft prachtig! :thumb up:
Ik kwam nog een andere tekst tegen die getuigt van die heerlijke Engelse humor: The Bank to make their Spanish Dollars pass/Stamped the head of a fool on the neck of an ass.

Terug naar “Geschiedenis en het onstaan van munten”