Hi Ger,
Leuk om het eerste biljet waar "BETAALT AAN TOONDER" ontbreekt onder de loep te nemen.
Over een aantal conclusies valt m.i. nog wel te discussieren.
Ger1 schreef: ↑07 nov 2020, 12:20
In de Bolten staat het volgende daarover:
"Opmerkelijk is, dat op een van de ontwerpen de zinsnede “De Nederlandsche Bank betaalt aan Toonder” nog opgenomen is maar dat deze tekst op het biljet zelf niet meer voorkomt.
In de opvatting van het publiek is langzamerhand de waarde van het papiergeld vermoedelijk niet meer op dan een vaag denkbeeld waarin – ten onrechte – de “koopkracht”, de dekking en de eventuele uitbetaling in baar-geld ongedifferentieerd met elkaar geassocieerd zijn.
Weliswaar handhaafde de Bank bij het uitbreken van de crisis de gouden standaard “onvoorwaardelijk”, was de metaaldekking hoog te noemen, en bleef de clausule in de bankwet van 1919 van de inwisselbaarheid voorlopig gehandhaafd, maar het weglaten van de feitelijk inderdaad overbodige belofte “betaalt aan toonder” werd wel op een bijzonder ongelukkig moment doorgevoerd en had nogal wat gekrakeel en incidenten ten gevolge."
Hiermee wordt m.i. gedoeld op het feit dat de tegenwaarde van het bedrag op het biljet door DNB in ander geld wordt gegarandeerd (het is een inwisselbaarheidsgarantieclausule, geen goud- of zilvergarantie! Er is dus geen enkele koppeling aan de gouden-, zilveren- of welke andere standaard ook. Ook in het bank octrooi uit 1814 - 1863 staat geen enkele verwijzing naar welke verplichting ook in goud- of zilver [De hele uitgifte van bankbiljetten als zodanig staat er niet in. Omdat het voor alle banken destijds gemeengoed was papieren schuldbewijzen uit te schrijven. Echter het weglaten van zegelrecht bij alleen De Nederlandse Bank zorgde voor een monopolie positie op het uitgeven van bankbiljetten (Bron: "De Koning's oudste dogter")]. De liquiditeitsverplichting van de bank is gekoppeld aan de goud- en zilverstandaard, de inwisselbaarheid van papiergeld op zichzelf berust op vertrouwen, aangezien het papier (en de inkt) zelf geen waarde vertegenwoordigt, maar slechts een belofte aan inwisselbaarheid bevat, en betreft alleen de tegenwaardegarantie. Dit zou in theorie dus ook nieuw papiergeld kunnen zijn. De fiducie (het vertrouwen) bevindt zich dus in het feit dat het de Nederlandse Bank is die deze belofte doet. Een belofte die in het (niet zo heel verre) verleden, meer dan eens, ongegrond bleek, waardoor de belofte er aan toegevoegd werd dat DNB zelf voor de tegenwaarde in stond. Overigens is dit een voortvloeisel uit de muntwet van 1863 waarbij papiergeld pas voor het eerst wettelijk betaalmiddel werd. (Over de tegenwaarde van waardeloos papiergeld tegen ander papiergeld waar wel vertrouwen in was, zoek maar eens naar de Recepissen als inwisselbewijs voor assignaten...)
Overigens stelt DNB zich heel bijzonder op wanneer iemand papiergeld heeft aangenomen dat de bank als "vals" aanmerkt. De bank neemt geen verantwoordelijkheid. Zelfs niet als de bezitter te goeder trouw een biljet als echt heeft aangenomen en alleen diepgaand onderzoek bij DNB uitwijst dan een biljet vals is, en de bezitter het dus zelf zonder aanvullende hulpmiddelen niet had kunnen weten!
Ger1 schreef: ↑07 nov 2020, 12:20
Het geld is nu niet meer fiduciair geld, gebaseerd op het vertrouwen in de inwisselbaarheid, maar conventioneel geld gebaseerd op een overeenkomst. We kenden die vorm van geld al, de muntbiljetten en de zilverbonnen waren conventioneel geld, maar zij werden uitgegeven als tijdelijke noodmaatregel. Vanaf dat tijdstip is nu het conventionele geld de basis voor een geldcirculatie onder normale omstandigheden geworden...
Het begrip fiduciair staat niet tegenover "conventioneel" maar tegenover "geld met intrinsieke waarde". Hierbij wordt met name bedoeld, munten van goud of zilver, met een waarde van zichzelf. Dus zonder dat erop staat wat het in guldens waard is, zou je door vaststelling van metaalgehalte en gewicht kunnen bepalen wat de waarde in guldens is. (Meestal is het bedrag dat erop staat wel hoger dan de waarde in metaal)
De eerste quote die je hebt gebruikt komt uit Bolten, en is een gedeelte van een heel artikel. In de rest van het artikel twijfelt de auteur zelf over de aanleiding van het weglaten. Met name omdat er niet veel informatie is overgebleven over de totstandkoming van het ontwerp.
Een andere aanleiding die de auteur suggereert, maar niet met zoveel woorden benoemd, is de tijdsdruk die op de ontwerper kwam te liggen, doordat Joh. Enschedé buiten de afspraken met de Bank om, zelf een alternatief ontwerp had laten maken. Doordat de door DNB aangestelde ontwerper Cachet ineens sneller moest leveren is een ontwerp waarop de BETAALT AAN TOONDER tekst is weggelaten goed gekeurd. De reden dat Enschedé dit heeft gedaan ligt in het feit dat de Bank weinig zin had om de kosten die de drukker moest maken bij alle discussies en uitloop van het ontwerp. Er ging nu eenmaal heel veel tijd zitten in de gesprekken en (toen nog handmatige) correspondentie. Door zelf een ontwerper in te zetten kon Enschedé het proces aanzienlijk verkorten. Cachet echter, liet zich naar buiten niet opjagen, maar Enschedé bereikte wel het doel door de ontwerpen eerder goedgekeurd te krijgen.
Deze versnelde goedkeuringsprocedure zou zomaar de aanleiding van het weglaten geweest kunnen zijn! (foutje dus eigenlijk!)
Waar de tweede quote vandaan komt over het niet langer fiduciair zijn van het papiergeld, ben ik erg benieuwd, ik zou graag met de auteur in discussie, omdat ik het er totaal niet mee eens ben.
Elke papieren belofte houdt stand bij de gratie van het geloof dat eigenaar en schuldenaar de schuld over-en-weer erkennen. Deze belofte, het geloof erin, is de fiducie.
[Wie meer wil lezen over het bankoctrooi en met name de ontwikkeling gedurende de 3 te onderscheiden periodes, tot 1863, en vanaf 1948, kan dit document van DNB downloaden:
https://www.dnb.nl/binaries/wo0649_tcm46-145952.pdf