bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Plaats hier informatie, vragen en berichten over de biljetten uit de Nederlandse overzeese gebiedsdelen.

Moderator: Arjena3

Gebruikersavatar
Arjena3 Nederland
Globale moderator
Globale moderator
Berichten: 877
Lid geworden op: 01 apr 2013, 23:45
Locatie: Wijdenes

bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Arjena3 »

In dit topic kun bankbiljetten van Ned. Indië plaatsen.
Mocht je meer informative willen over je bankbiljet zoals het officiele formaat ed. vraag gerust.

Onderstaand het halve gulden biljet uit 1920.
formaat van dit biljet is 103 x 68 mm.

Serienummers uitsluitend 2 letters 5 cijfers.
handtekeningen: Zeilinga, van den Berg, Talman.
IMG_0513.JPG
IMG_0514.JPG
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
Gebruikersavatar
Oosaenden Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 344
Lid geworden op: 28 apr 2013, 23:29
Locatie: Oostzaan Noord-Holland

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Oosaenden »

Dit is een apart verhaal. Ik zal hem volgende week inscannen zodat het allemaal beter zichtbaar is.
Het is een wisselbrief met droogstempel uit 1881, ( klein zegel 4 gulden ), ter grootte van 2 duizend, vijfhonderd gulden.
Deze wisselbrief werd ook aangeduid als eerste assignatie ( zie de 1 )
Verder weet ik hier niet veel van, dus elke aanvulling is welkom
@Arjen: heb het hier geplaatst, maar als er een beter topic voor is hoor ik het wel
Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding Afbeelding
Laatst gewijzigd door Oosaenden op 07 mar 2014, 10:37, 1 keer totaal gewijzigd.
Nederlands & Overzees Papiergeld, Nederlandse Coincards.
Lid IBNS Nederland.
Gebruikersavatar
Arjena3 Nederland
Globale moderator
Globale moderator
Berichten: 877
Lid geworden op: 01 apr 2013, 23:45
Locatie: Wijdenes

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Arjena3 »

ah lol heb jij deze gekocht ? ik meen mij te herinneren dat ik erop geboden had ;-)
Gebruikersavatar
Oosaenden Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 344
Lid geworden op: 28 apr 2013, 23:29
Locatie: Oostzaan Noord-Holland

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Oosaenden »

Hahaha, zal je altijd zien :lollig:
Nederlands & Overzees Papiergeld, Nederlandse Coincards.
Lid IBNS Nederland.
Gebruikersavatar
Oosaenden Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 344
Lid geworden op: 28 apr 2013, 23:29
Locatie: Oostzaan Noord-Holland

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Oosaenden »

Hierbij twee goede scans. Het blijkt te gaan om de Zwitserse handelaar Johannes Niederer die later met meerdere andere Zwitsers een horlogefabriek startte. Hij had een privaathuis aan het Koningsplein te Batavia, waarvan de afbeelding onderdeel is van de collectie van het Rijksmuseum. Afbeelding Afbeelding
Laatst gewijzigd door Oosaenden op 07 mar 2014, 22:00, 1 keer totaal gewijzigd.
Nederlands & Overzees Papiergeld, Nederlandse Coincards.
Lid IBNS Nederland.
Gebruikersavatar
Oosaenden Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 344
Lid geworden op: 28 apr 2013, 23:29
Locatie: Oostzaan Noord-Holland

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Oosaenden »

Bron: NEDERLANDSCH-INDIÈ
IN DE TWINTIGSTE EEUW.

HET BANKWEZEN DOOR L DE BREE,

Redacteur van De Indische Financier,

BATAVIA ~ RUYGROK & Co. - 1918

Alvorens het tegenwoordige credietvvezen van Ned.-Indië in het
bijzonder na te gaan, zal het niet ondienstig zijn, in grove trekken
een beeld te geven van de toestanden op economisch gebied in
vroegeren tijd, ten einde te doen zien, hoe het tegenwoordige
stelsel zich aan het voorafgaande heeft aangepast.

Tot het relateeren dier voorgeschiedenis bestaat te meer aan-
leiding, omdat zij tevens omvat het wordingstijdvak der twee
voornaamste Indische crediet-instellingen, de }avasche Bank en
de Ned. Handel Mij., eerst in veel lateren tijd gevolgd door diverse
andere vennootschappen, in crediet handelende.

Tot goed begrip van zaken moeten wij teruggaan tot de laatste
bestaansjaren der Vereenigde Oost-Indische Compagnie. Deze
eertijds zoo bloeiende maatschappij, welke Indië steeds bestuurd
heeft bijkans zonder eenige inmenging der Hollandsche Overheid,
geraakte in de tweede helft der 18e eeuw in verval, zoo door eigen
toedoen, als door invloeden van buiten af. De oorlog van 1780 —
1784 met de Engelschen gaf haar den nekslag, doch bewerkte
tevens, dat de Republiek der Vereenigde Nederlanden begon in
te zien, welk belang zij had bij het voortbestaan van Ned.-Indië
als eene Kolonie van den Staat.

Bij het optreden der Bataafsche Republiek stelde deze in 1796
„de beschikking over de bezittingen van den Staat in Oost- en
West-Indië" in handen der Nationale Vergadering.

Daarop volgde in 1798 de definitieve vaststelling der rechten
van den Staat door de vernietiging van het Octrooi der Ver. O.
Ind. Cic onder bepaling, dat de Staat al hare bezittingen en eigen-
dommen, benevens ,,alle derzelvcr schulden" zou overnemen, en
dat hare aandeelhouders en andere belanghebbenden door den
Staat ,,bij wijze van afkoop" zouden worden schadeloos gesteld.

Tot de oorzaken van het verval der V. O. C. moeten gerekend
worden: wanbestuur door ondeskundig personeel, wanbeheer over



-> 2 —

de geldmiddelen, onoordeelkundige arbeids- en belasting opleg-
ging, waardoor de inkomsten verminderden enz.

Het streven dier Compagnie v^as er steeds op gericht, zich te
handhaven als alleen-handelaarster in de producten van Ned.-
Indië. Zij liet zich een groot deel der belastingen betalen in natura,
d.w.z. door inlevering van producten, berekend naar door haar
vastgestelde prijzen. Die producten werden met de overige, door
haar aangekocht, niet in Indië aan de markt gebracht, doch naar
Nederland verscheept.

Door den oorlog van 1780 — 1784 werd de afscheep dier pro-
ducten bemoeilijkt, terwijl de Compagnie tevens de kosten van
dien oorlog had te dragen; er kwam dus bijna geen geld binnen,
doch de uitgaven waren vergroot.

Dit, gevoegd bij de reeds vermelde andere oorzaken van verval,
brachten de V. O. C. verder op het hellende pad. Zij kon zich alleen
met kunstmiddelen staande houden, o.a. door de uitgifte in en na
1784 van obligatiën en het in omdoop brengen van ongedekt
papieren geld, ongeacht de massa koperen munt, reeds door
haar verspreid en met de emissie waarvan zij geregeld bleef
doorgaan.

Wel nam de Staat in 1798 de schulden van de V. O. C. over,
doch hij was niet bij machte die te betalen, althans het papier
door de Compagnie in Indië uitgegeven, bleef in omloop evenals
het koper.

De Napoleontische oorlogen waren niet geschikt om de Staten
van Europa te doen floreeren. Dat Holland destijds geen geld voor
Indië kon beschikbaar stellen, is derhalve licht verklaarbaar; even-
als het duidelijk is, dat producten uit Indië niet als gewoonlijk naar
Europa konden worden uitgevoerd. Het ^-Indische bestuur moest
zich dus maar trachten te behelpen en verviel in dezelfde fouten
als de V. O. C: het uitgeven van ongedekt papier- en kopergeld.
G. G. Daendels (1808 — 1810) maakte het nog erger en verkocht
groote stukken Gouvernements-grond (de particuliere landerijen).

Alle papiergeld echter, hetwelk niet te allen tijde tot de volle
daarin uitgedrukte waarde kan ingewisseld worden tegen goud
of zilver, is aan depreciatie onderhevig, en deze neemt te grooter
afmetingen aan, naarmate de toevloed van dergelijk papier ver-
meerdert. Zelfs de toepassing van allerlei dwangmiddelen kan die
depreciatie op den duur niet voorkomen.

Evenzeer zijn alle ongedekte muntuitgiften aan depreciatie



— 3 -

onderhevig. Zoo daalde de waarde van het Indische papier- en
kopergeld destijds dan ook voortdurend, zeer ten nadeele natuurlijk
van de bevolking, die geen verandering gebracht zag in de vi^ijze
van beheer en nog zwaarder lasten had te dragen dan onder de
V. O. c.

Het Engelsche Tusschenbestuur (1811 — 1816) heeft getracht
verbetering te brengen in den geldsomloop en wisselde 6^/4 rijks-
daalders in papier om tegen één Spaanschen mat (deze verhouding
illustreert tevens de depreciatie van het papiergeld). In totaal kon
het echter slechts 8^/4 millioen rijksdaalders op die v/ijze aan den
omloop onttrekken.

Later werd ook dat Gouvernement — wederom uit geldge-
brek—genoodzaakt, zijn toevlucht te nemen tot de uitgifte van
papier en natuurlijk met hetzelfde depreciatie-resultaat.

Het Engelsche Tusschenbestuur was echter niet bezield door
den koopmansgeest der V. O. C. en de daarop gevolgde regeerings-
pèrsonen. De Indische producten werden nu ook in Indië aan de
markt gebracht. Dientengevolge ontwikkelde zich in deze gewesten
een vrije handel, hoofdzakelijk in het leven geroepen door Engelsch
kapitaal en door Engelsche firma's waarbij zich enkele Hollandsche
aansloten.

Nadat in 1816 Indië aan Nederland was teruggegeven, streefde
het Hollandsche Gouvernement er aanvankelijk niet naar, zich te
zeer op handelsgebied te bewegen; specerijen werden naar Hol-
land verzonden, doch de andere producten bleven als voorheen
in Indië ter markt komen, meer speciaal te Batavia, welke stad
ook als eerste bestemmingsplaats uit Europa, het centrum van
den Indischen handel werd.

Had m.en van de overname door Nederland verbetering in het
muntwezen verwacht, de ondervinding leerde, dat men bedrogen
uitkwam, en dit kon ook niet anders na de uitputting van Neder-
land door den oorlog in Europa.

De Indische Regeering kon op geen endere wijze aan geld
komen, dan door het oude beproefde, maar funest gebleken, middel
van papieruitgifte.

Intusschen was het in omloop brengen van kopergeld door de
opeenvolgende regeerings-systemen niet vergeten; het koper was
goedkoop, zoodat aanmunting van kopergeld steeds groot voordeel
aan de schatkist bracht. Ten laatste nam men zelfs niet eens meer
de moeite een behoorlijke munt te slaan; een stuk koper werd



— 4 —

eenvoudig van een zeer primitieven, gemakkelijk na te maken^
stempel voorzien. Dit namaken had daarom ook op groote schaaf
plaats, zonder dat het van regeeringswege was tegen te gaan.

Onder het Engelsche Tusschenbestuur werden zelfs bij gebrek
aan voldoende koper, tinnen duiten geslagen!

Het behoeft nauwelijks toelichting, dat Indië door het ramp-
zalige muntwezen in een benarden toestand verkeerde. Maar het
was niet de eenige oorzaak!

De „rijke" Oost-Indische Compagnie was in Indië ten val ge-
raakt, de daarna volgende regeeringen hadden met geldgebrek
te kampen! Dit beteekent ontzettend -veel in een tijd, waarin de
gangbare opinie v/as: ,, Koloniën zijn alleen daar, om voordeel te
„brengen aan het moederland"! Daaruit valt ook te concludeeren:
„Indië is uitgezogen, heeft herstel noodig en kan het niet krijgen,
„bij gebrek aan fondsen, zoowel in het moederland als in de
kolonie!"

Van eene geregelde scheepvaartverbinding v\/^as geen sprake,
de Compagnie had nog eigen schepen, doch de Staat had er geen;
het gevolg was, dat de vrachtvaart plaats had in hoofdzaak door
Engelschen en Amerikanen. Bij gebrek aan eigen industrie in
Nederland, kwamen van zelve de Engelsche en Amerikaansche
firma's, te Batavia gevestigd, in het voordeel bij de Hollandsche,
voornamelijk omdat zij katoentjes voor de Inlandsche markt het
goedkoopst konden aanvoeren.

De vrije handel in Indië kwam derhalve bijna geheel aan de
vreemde firma's ten goede.

De kapitaalkracht van den Indischen handel in dien tijd kart
niet bijzonder groot geweest zijn. Eene bank om den handel met
crediet te steunen bestond niet; producten moesten dus geheel
met eigen geld gekocht v/orden en naar de bestemmingsplaats
verscheept en afgeleverd zijnde, moest het provenu terugkeeren
in importartikelen, dan wel kostbare remises in zilver moesten
gemaakt worden ter betaling van inkoopen in het buitenland.

Onder die omstandigheden valt het niet te verwonderen, dat
de handel kwijnde en allerlei klachten bij de Hollandsche Regeering
inkwamen. Deze meende, nadat Holland met België vereenigd
was, de belangen der industrie in België en die van den handel in
Indië het best te dienen door de heffing van hooge invoerrechten
in Indië (tot 35 % toe) op buitenlandsche goederen.

In 1824 kwam daaraan een einde door een verdrag met Enge-



land, waarbij be}3aald werd, dat Engelsche goederen niet hooger
mochten belast worden, dan met het dubbele van hetgeen voor
Hollandsche goederen aan invoerrecht in Indië verschuldigd was.
Door de hooge invoerrechten werd echter de kostprijs aanzienlijk
verhoogd, hetgeen het verbruik van ook Hollandsche goederen
niet in de hand werkte, al waren zij dan iets goedkooper.

Onwillekeurig bracht de concurrentie der vreemde firma's in
hidië, Holland op het idéé eene groote kapitaalkrachtige maat-
schappij te creëeren om den handel van Indië uit zijn verval op
te beuren. Dank zij de hulp van Koning Willem I kwam daarop
in 1824 de Ned. Handel Mij. tot stand, waarover later meer.

Dit geschiedde echter tegen den wil van Indië en vooral van
den handel in Indië, welke zich natuurlijk in zijn — zij het ook
bescheiden — bestaan bedreigd zag. Begrijpelijkerwijze werd
onmiddellijk gedacht aan de herleving van de O. I. Compagnie.

De kooplieden hadden niet zoo groot ongelijk, want reeds in
1825 werd aan de N. H. M. tegen een voorschot van ƒ 8.000.000. —
zilver de gansche koffieoogst van de Preanger, Buitenzorg en
Krawang (dit was bijna alles waarover het Gouvernement aan
producten beschikken kon) voor 12 jaren gewaarborgd tot een
vastgestelden prijs.

De handel te Batavia zag zich dus reeds dadelijk het grootste
gedeelte der producten van Indië onttrekken. Hulp kon hij van de
N. H. M. niet verwachten, daar zij bankzaken niet in haar pro-
gramma had opgenomen.

Reeds jarenlang had de handel de wenschelijkheid eener bank
ingezien, en ook het Indische Gouvernement was daarvan door-
drongen; de plannen voor eene circulatiebank werden in 1823
ontworpen, doch het duurde tot 1827 vóór de Koninklijke machti-
ging tot de oprichting afkwam.

Spoedig daarop — 24 Januari 1828 — werden de eerste statuten
der Javasche Bank goedgekeurd.

Het spreekt van zelve, dat vóór dien het muntwezen eene wij-
ziging had moeten ondergaan, welke de werkkring der bank
mogelijk maakte.

Commissaris-Generaal Du Bus de Gisignies vaardigde in 1826
eene ordonnantie uit, waarbij de Hollandsche gulden als munt-
eenheid in Indië werd aangenomen. Dit muntstuk, in groote
hoeveelheden uit Nederland aangevoerd, werd ingewisseld tegen
het in omloop zijnde papieroc>j(| en een gedeelte der koperen munt
(de z.g. bonken).



Er bleef echter nog veel te veel koper in omloop om Indië
afdoende uit den brand te helpen.

Nu moesten alle betalingen in specie en koper geschieden, en
de handel ondervond daardoor groot ongemak. De oprichting der
Javasche Bank bracht dus eene groote vereenvoudiging in het
geldverkeer.

Bij het Octrooi werd o.a. bedongen, dat de nominale waarde der
aandeden moest worden voldaan in gangbare gouden- en zilveren
speciën.

Tot 1832 vloeide op die wijze ƒ 2.000.000. — dier munt in de
kassen der javasche Bank. Ma'ar het was voor korten duur.

humers de Gouverneur-Generaal Graaf van den Bosch voerde
in 1830 het Cultuurs.telsel op Java in, waarbij de bevolking ver-
plicht werd ^5 harer gronden te beplanten met gewassen voor
de Europeesche markt bestemd; de oogst werd van de bevolking
gekocht tegen vastgestelde prijzen, welke beneden de werkelijke
waarde werden aangenomen, waartegenover dan geen landrente
of belasting behoefde opgebracht te worden. Ingevolge eene over-
eenkomst met de Nederlandsche Handel Mij. gesloten, werden de
op die wijze verkregen producten door evengenoemde maat-
schappij op hare schepen naar Nederland overgebracht en aldaar
door haar voor rekening van den lande verkocht.

Het natuurlijk gevolg van het Cultuurstelsel was, dat de Ned.
Handel Mij. allen handel in de Indische stapelproducten aan zien
trok, en dat de overige Indische handelshuizen, welke zich juist
bijzonder ontwikkelden, den ondergang nabij waren.

De Nederlandsche Handel Maatschappij schoot aan het Gouver-
nement de benoodigde middelen voor op de afgescheepte pro-
ducten, waarvan het provenu eerst circa anderhalf jaar daarna
binnen vloeide, en door deze voorschotten werd de positie der
N. H. M. tegenover het Gouvernement ongetwijfeld versterkt.
Daar die maatschappij als retourlading lijnwaden etc. in Indië
bracht, daartoe in staat gesteld door contracten met spinners en
wevers in Twente, sneed het mes van twee kanten, zeer ten nadeele
van de rest der Indische handelaren.

Deze zagen hun kustscheepvaart en handel verloopen en moesten
bovendien hun import met specie betalen. Het bijzonder nadeelig
gevolg daarvan was, dat goud en zilver uit Indië wegvloeiden,
eene omstandigheid, waartegen nóch de Javasche Bank, nóch het
Gouvernement bij tijds opkwamen. Integendeel de Regeerijig



bracht hoe langer hoe meer kop'ergeld in Indië in omloop, dat
natuurlijk niet naar het buitenland kon worden uitgevoerd, maar
wel den uitvoer van edel metaal uit hidië bevorderde. De Javasche
Bank verzette zich terecht tegen die koper-uitgiften, doch met
eene bedreiging van intrekking van haar octrooi werd zij in 1832
zelfs gedwongen koperrepresenteerend papier uit te geven, waar-
tegen het Gouvernement ƒ 3.000.000. — aan koper bij de Javasche
Bank deponeerde^

Uit een en ander bleek, dat de Directie dier bank geen flauvv^
begrip had van de werkwijze eener Circulatiebank, hetgeen zij
zelve in een niet gepubliceerd rapport van 1828 toegaf, er bij
voegende, dat zij zelfs niet in het bezit was der noodige bescheiden,
welke haar op de hoogte van haar taak zouden kunnen brengen.
Graaf Van den Fiosch verhief hï] besluit van 4 Jan. 1834 het
koper tot wettig betaalmiddel!

Volgens officiëele gegevens v/erd in de jaren 1818 — 1842 voor
ƒ 41.527.237.181/2 ^an kopergeld in omloop gebracht, ongerekend
hetgeen door valsche munte.rs werd uitgegeven!

Het Gouvernement ging nog verder; het eischte van 1839 tot
1841 het bij de Javasche Bank gedeponeerde koper op, zonder
er eenige tegenwaarde voor in de plaats te geven.

In Juli 1837 had de Javasche Bank slechts ƒ 18.678. — aan specie
in kas, hoewel toch haar nominaal kapitaal van ƒ 2.000.000. — in
specie was ontvangen.

Herhaaldelijk heeft de Javasche Bank er het Gouvernement op
gewezen, dat tengevolge zijner handelingen de specie uit Indië
verdween; zij ontving echter steeds als eenig antwoord: zorg dan
maar, dat specie wordt aangevoerd!

Deze geheele toestand was vicieus, maar was o.a. ontstaan,
omdat bij het octrooi der bank geen verplichte metaaldekking
harer bankbilletten-uitgifte was voorgeschreven, zij kon zooveel
uitgeven als zij wilde „mits de tegenwaarde slechts aanwezig
was aan vorderingen wegens escompten, beleeningen en verleende
credieten".

Hiervan maakte de handel van Indië gebruik (misbruik ware
beter) om zich op de been te houden; door het Cultuurstelsel toch
was de handel genoodzaakt bij het verloop der zaken zich te
richten naar het voorbeeld door het Gouvernement gegeven.

De handel sloot derhalve, om zich de levering van Indische
producten te verzekeren, consignatie-contracten af met particuliere



— 8 —

landbouwers, welke van het noodige bedrijfskapitaal voorzien
werden, echter grootendeels niet uit eigen middelen verkregen,
doch wel uit de credieten, door de javasche Bank geopend.

Dientengevolge werkte de Javasche Bank zich vast en waar zij
ook reeds gebrek had aan specie, hadden hare billetten feitelijk van
1841 af gedwongen koers. Bij publicatie van 29 Maart 1845 werd
zelfs aan de bank verboden ,,om gedurende den tijd van een jaar
,, verwisselingen van door haar uitgegeven biljetten aan toonder
,, tegen specie te doen", aan alle collegiën van justitie werd boven-
dien ,,geinterdiceerd om gedurende datzelfde tijdvak kennis te
„nemen van rechtsvorderingen, de strekking hebbende om d^
,,Bank tot zoodanige verwisseling te noodzaken". Dit had plaats
omdat de houder eener bankassignatie de betaling in specie
eischte van een bedrag groot ƒ 4598.70.

Het Gouvernement, dat de Javasche Bank gedwongen had tot
ongedekte papieruitgifte, kon moeilijk anders dan haar de hand
boven het hoofd houden.!

hitusschen had de Bank zich reeds zoo goed mogelijk uit de knel
gew^erkt door consolidatie harer inschulden en door het inzamelen
van specie. Zij werd verder geholpen door het Gouvernement, dat
bij publicatie van 4 Febr. 1846 het recepissenstelsel invoerde. De
recepissen waren papieren betaalmiddelen, in seriën van 1, 5, 10,
25, 100 en 500 gulden verkrijgbaar tegen inlevering van 120
koperen duiten tegen een recepis van ƒ 1. — .

Deze recepissen werden w^eer door het Gouvernement inge-
nomen (tegen ƒ 95. — Nederl. courant voor ƒ 100. — aan rece-
pissen) bij de betaling van wissels van de Indische op de Neder-
landsche Reg^eering.

Daardoor w^erd het kopergeld aan de wandeling onttrokken en
de invoering van een beter muntstelsel voorbereid, hetwelk 1 Mei
1854 zijn beslag kreeg. Toen werd als eenheid ingevoerd de
Nederlandsche gulden, waarbij zich als in den tegenwoordigen
tijd aansloten de rijksdaalder, de halve gulden, het kwartje, het
dubbeltje en het stuivertje, terwijl ook nieuwe koperen pasmunt
w^erd in omloop gebracht.

Het geheele stelsel, dat de uitzending uit Holland van veel
zilverg^eld, waaraan in Indië zoo sterke behoefte was, met zich
voerde, heeft den grondslag gelegd voor een meer normale gang
van zaken in deze gewesten en niet weinig bijgedragen tot de
verdere ontwikkeling.



— 9 —

Eene reis van Nederland naar Indië of omgekeerd duurde in
de eerste helft der achttiende eeuw circa 10 maanden. Houdt men
daarmede rekening, dan mag een koers van 95 % voor wissels
op Nederland als even genoemd, niet overdreven hoog beschouwd
worden. Aanvankelijk gaf de Javasche Bank af tot koersen liggende
tusschen 95 en 102 %; toen zij geen specie meer kon uitbetalen
tegen hare bankbilletten, bleef de Factorij der Ned. Handel Mij.
afgeven tot 95 %, doch in 1841 moest zij daarmede ophouden.
Van toen af daalde de koers zelfs tot 72 % (April 1843).

Het was dus eene zeer groote verbetering toen het Gouverne-
ment in 1845 wissels op het Departement van Koloniën a 95 %
begon af te geven; het bedrag daarvan beliep tot einde 1849
ƒ 24.071.900. — en was aanleiding dat er zich weder een import-
handel kon ontwikkelen.

Vanaf omstreeks 1848 begon er zich eene mildere opvatting
van het Cultuurstelsel af te teekenen. De vóór dien tijd heerschende
meening was, „dat de Europeesche kolonisten niets anders
„waren, dan parasiteplanten, die het voedsel en de sappen nutte-
„loos verteerden en zich tusschen den inboorling en de regee-
,,ring inwrongen". Daarbij kwam nog, dat de duur der reis van
en naar hidië in dien tijd tot op 70 a 75 dagen bekort werd; dat
de goudvelden in Australië en Californië ontdekt waren en de
scheepvaart op die landen toenam, waardoor de afzet van de
Indische producten, vóór dien alleen in Holland mogelijk geacht,
bevorderd werd.

De Regeering wist dan ook in 1853 van de Ned. Handel Mij.
eene nieuwe overeenkomst te verkrijgen, waarbij het Gouverne-
ment vrijheid bekwam om 150.000. — picols koffie en 150.000
picols suiker te reserveeren voor verkoop in Indië.

Een en ander bewerkte, dat het particulier initiatief zich meer
en meer op den landbouw in Indië wierp. Bij al het kwade, hetwelk
het Cultuurstelsel heeft opgelegd, was de goede zijde er van, dat
het de bevolking van Ned. -Indië geleerd heeft partij, te trekken
van i\tn bodem; zoodoende werd de grond gelegd voor het
optreden van den Europeeschen planter, die met meer kennis van
zaken toegerust, langzamerhand de cultuur ook meer intensief
drijven kon.

Vóór alles was echter geld beiioodigd, en dit is juist een artikel,
waaraan het in Indië altijd gehaperd heeft. Want over hoeveel
ondernemingsgeest de kolonisten in fndië ook beschikten, van



— 10 — ,

huis uit waren het menschen, die hun vaderland niet uit weelde
verlieten; zij konden niet over den noodigen geldelijken steun uit
Holland beschikken, en moesten dus roeien met de riemen, welke
zij hadden.

Door de groote credietvraag viel eene hooge rente te bedingen,
het terrein voor banken was geëffend!

Maar het spreekt van zelve dat daardoor ook banken groote
moeite hadden, om in Indië aan het benoodigde kapitaal te komen;
de geschiedenis der Ned. ïnd. Escompto Mij. en der Ned.-ïnd.
Handelsbank, resp. opgericht in 1857 en in 1863, werpt op het
gebrek aan fondsen in dien tijd het volle licht, zooals wij nader
zullen zien bij de behandeling dier vennootschappen.

Toen in 1853 het Gouvernement van Ned. -Indië begon zich los
te maken van de Ned. Handel Mij. en deze vennootschap derhalve
minder dan tot dusverre mocht steunen op de winsten uit den
verkoop van consignatiën voor Gouvernements rekening verkregen,
was zij genoodzaakt naar andere winstbronnen uit te zien, om
haar kapitaal rentegevend te maken. Uit den aard der zaak trachtte
zij eerst, gebruik makende van den geldnood in Indië, hetgeen
haar door het Gouvernement ontnomen was, door particulieren
te doen aanvullen, d.w.z. zij leende geld uit aan planters onder
beding, dat zij zou worden belast met den verkoop der producten
van die planters, dus geheel op dezelfde wijze als wij reeds
vroeger zagen, dat de handelsfirma's in Indië werkzaam waren.
Zij deed dus die firma's weder sterke concurrentie aan; met haar
groot kapitaal en vrijgeviger rentebepalingen gelukte het haar
natuurlijk, een voorsprong te krijgen en zag zij zich telkens grooter
kwanti producten ten verkoop toevloeien.^

Zonder moeite ging dit niet, omdat een planter, eenmaal door
een consignatiecontract in den greep van een crediteur zijnde,
daaraan moeilijk te onttrekken is.

De Ned. Handel Mij. was derhalve het eerste geld-instituut, dat
zich op groote schaal toelegde op het verstrekken van crediet
aan den landbouw in Indië.

Na verloop van een paar jaren nam de vraag naar dergelijk
kapitaal over de hand toe, en daarmede vermeerderde ook de
credietvraag bij de Javasche Bank, de Ned. Handel Mij. en de Ned.
Ind. Escompto Mij.

De Javasche Bank kon weinig hulp bieden lo omdat consig-
natieovereenkomsten niet op haar weg lagen, maar 2o omdat zij



— 11 —

gebonden was aan een vastgesteld maximum voor hare uitgifte
van bankbilletten, v/aarin eerst in 1875 afdoende verbetering
gebracht w^erd door de bepaling, dat het gezamenlijk bedrag der
bankbilletten in omloop, der assignatiën en der rekening-courant-
saldi steeds voor minstens ^y^ moet gedekt zijn door munt en
muntmateriaal.

Het gebrek aan crediet deed in 1862 eene crisis ontstaan, doch
deze was in zooverre nuttig, dat daardoor meer dan te voren de
handel in Nederland het oog sloeg op den geldnood van Indië.
Vooral het jaar 1863 was ten deze belangrijk, ook omdat er zich
toen bovendien diverse andere omstandigheden voordeden, welke
maakten, dat groote verwachtingen van een opleven van den
handel werden gekoesterd zoowel voor Holland als voor indië.
Amsterdam werd rechtstreeks met de Noordzee verbonden, de
Staatsspoorwegen in Holland waren bijna gereed, de lijn Sema-
rang-Vorstenlanden der Ned.-Ind. Spoorweg Mij. was in aanbouw,
de duur der reis naar Indië was aanmerkelijk bekort door de
nieuwe clipperschepen; de eigenlijke organisatie der posterijen
was .in 1862 in Indië tot stand gekomen.

(De telegraaf dateert van 1856).

Een en ander had ten gevolge, dat behalve de Ned.-lnd. Han-
delsbank nog in 1863 werden opgericht de Rotterdamsche Bank
en de Internationale Crediet- en Handels Verg. ,, Rotterdam",
welke beiden eene branche te Batavia vestigden. De Chartered
Bank of India, Australia en China opende reeds vroeger in dat jaar
haar agentschap te Batavia.

Het optreden van al die banken in Indië bracht natuurlijk
nieuwe gebruiken in den handel van Indië. Exporteurs konden
hunne wissels, getrokken tegen verscheepte producten, gemakke-
lijk aan de banken verkoopen, en importeurs, konden hunne geld-
zendingen ter betaling van reeds ontvangen of nog te ontvangen
goederen middels van de banken gekochte wissels bewerkstelli-
gen, terwijl vroeger importeurs en exporteurs op elkander voor
den wisselhandel waren aangewezen, hetgeen dikwijls bij gebrek
aan makelaars, lastig en tijdroovend was. De eerste makelaar
trad in 1865 op het handelstooneel van Indië.

Al spoedig evenwel werd het verkrijgen van geld door middel
van wisseltrekking te gemakkelijk; de hoofdkantoren trokken
op hare agentschappen en omgekeerd en dergelijke wissels, liefst
op langen termijn van b.v. 6 maanden dato, konden zonder moeite



— 12 —

worden verkocht; alleen de Engelsche banken namen èr geen
genoegen mede.

De opkomst der banken in Indië is derhalve het gevolg ge-
v^eest van liberale opvattingen door de Regeering omtrent het
cultuurstelsel sedert 1854 gehuldigd. Die zwenking was waar-
schijnlijk niet uitsluitend aan ethische beginselen toe te schrijven,
maar ten deele een uitvloeisel van de telken jare verminderende
inkomsten uit de dwangcultures.

Het is echter een feit, dat het regeerings-reglement, in 1854 in
Indië in werking getreden, uiting gaf aan het voornemen om lang-
zamerhand geheel met het cultuurstelsel te breken. Reeds in 1860
werden Europeanen in de gelegenheid gesteld, perceelen grond
voor een termijn van twintig jaren van het Gouvernement te
huren. Dit was de eerste stap in de goede richting. Daarop volgde
in het jaar 1864 de opheffing der Gouvernements-indigo en tabaks-
cultures, en in het jaar 1865 die van peper, kaneel en thee. De
beste gronden voor die cultures werden natuurlijk toen onmid-
dellijk door Europeanen in beslag genomen, en gecultiveerd met
behulp van de banken.

In 1870 werden de agrarische verordeningen afgekondigd.
Daarbij wordt uitgegaan van de stelling, dat alle grond, v/aarop
niemand rechten kan doen gelden, behoort tot het Staatsdomein.
Aan Inlanders werd zooveel grond gelaten als door hun werkelijk
bezeten of benoodigd was. Hetgeen tot Staatsdomein verklaard
werd, kon, voor zoover het Gouvernement daarvan afstand wilde
doen, aan Europeanen etc. voor 75 jaren in erfpacht worden ver-
strekt tegen een vast te stellen jaarlijksche pachtsom (canon).
Ook gronden, waarop de inlandsche bevolking recht had, konden
in erfpacht worden bekomen, mits deze niet door haar benoodigd
waren en nadat zij behoorlijk was schadeloos gesteld. Het v/as
echter aan die bevolking verboden hare gronden aan niet-inlanders
te verkoopen.

Gronden waarop de suikercultuur gedreven kon worden, moch-
ten door inlanders aan suikerfabrikanten worden verhuurd; doch
ook hier werd direct genoegzaam met de belangen der inlanders
rekening gehouden.

Het spreekt van zelve, dat deze regelingen niet golden voor de
z.g. particuliere landerijen, voor de Vorstenlanden (Soerakarta),
en voor andere deelen van Ned.-ïndië onder rechtstreeksch bestuur
van Inlandsche vorsten staande.



— 13 -

Bovendien kwam de ,,suikerwet van 21 Juli 1870" tot stand,
waarbij werd bepaald, dat de Gouvernements-suikercultuur niet
zou worden uitgebreid, en te beginnen met 1878 telken iare met
1/13 zou worden ingekrompen, waardoor alle overheids-bemoeiing
met deze cultuur in 1890 zou ophouden.

Een en ander opende den weg voor het particulier initiatief om
Ned.-Indië verder in cultuur te brengen.

Daarbij kwam, dat in 1865 de vlaggen van alle bevriende natiën
voor de groote vaart met de Nederlandsche werden gelijkgesteld,
maar wat vooral Ned.-Indië met reuzenschreden heeft vooruitge-
bracht, is het in de vaart brengen van stoomschepen, welke vanaf
1869 en gebruik makende van het Suezkanaal, dat toen gereed
was gekomen, de reis naar en van Indië aanmerkelijk bekortten.
Hierdoor loch konden in Indië alle benoodigdheden spoediger
worden aangebracht, de producten eerder te gelde gemaakt enz.
enz.

Indië werd dichter bij Holland gebracht en er kon gemakke-
lijker voeling gehouden worden met het stamland.

De banken ontvingen hare voorschotten op producten en import-
goederen verstrekt, spoediger terug en hadden daardoor gelegen-
heid hunne middelen meer dan vroeger om te zetten.

Met de uitbreiding aan den landbouw van particulieren na 1865
gegeven, opende zich een ruim en voordeelig prospect voor de
Indische banken.

Maar hooge dividenden kondei] zij niet uitkeeren, omdat hare
v/erkwijze te veel verliezen met zich voerde. Immers, omdat de
particuliere landbouwers in het algemeen over te weinig middelen
konden beschikken, geraakten deze meer en meer diep in de
schuld bij de banken, zoodat de credietinstellingen ten slotte bijna
de geheele risico der cultures droegen. Nu zijn cultures altijd aan
sterke wisseling onderhevig. Directen invloed op den gang van
zaken bij cultuur-ondernemingen oefenden de banken niet uit,
onvoorbereid stonden zij daarom dikwijls voor sterke verliezen.

De Ned. Ind. Handelsbank en de Internationale, welke beide
veel werk maakten van het geven van cultuurvoorschotten, konden
dan ook over de jaren 1864 tot en met 1871 niet meer dan resp.
gemiddeld 5.08 en 3.43% dividend 's jaars uitkeeren. De Inter-
nationale was evenwel in 1870 genoodzaakt, tengevolge van groote
verliezen, haar kapitaal van ƒ 2.500.000.— tot ƒ 1.250.000.— terug
te brengen.



— 14 —

De Rotterdamsche Bank, welke zich aanvankelijk slechts tot
zuivere bankzaken bepaalde, werd onwillekeurig mede in het
cultuurbedrijf betrokken. In evengenoemd tijdvak maakte zij
gemiddeld slechts 3.07 % dividend. Dit gaf haar aanleiding om
zich geheel uit hare Ned. Indische belangen terug te trekken; in
1873 droeg zij hare zaken over op de Chartered Bank of india,
Australia en China.

In 1872 opende de Chartered Mercantile Bank of India, London
and China een agentschap te Batavia, hetwelk echter slechts tot
1880 bestaan heeft.

Met het jaar 1872 zette zich een bloeitijdperk in voor de Indische
cultures, hetwelk voortduurde tot 1883, en reden gaf om het
kapitaal der Handelsbank (in 1876) van 6 op 12 miliioen gulden
te brengen; dat der Internationale klom van ƒ 1.250.000 tot
ƒ 2.500.000 in 1876, tot ƒ 4.622.000 in 1881 en tot ƒ 5.000.000.—
in 1882.

In het tijdvak 1872 tot en met 1883 keerde de Handelsbank ge-
middeld 7.9 % dividend uit, de Internationale I214 %•

Deze mooie resultaten wekten tot navolging op, waar te meer
aanleiding voor bestond bij de uitgestrektheid van Java, welk
eiland nog verre van geheel in cultuur gebracht was. Zoo werd
in 1879 opgericht de Handelsverg. Amsterdam, met een kapitaal
van ƒ 1.250.000, (hetwelk reeds in 1881 kon verdubbeld worden),
in 1881 gevolgd door de Koloniale Bank met een kapitaal van
ƒ 5.000.000.—.

Ook zag de Hongkong & Shanghai Banking Corporation in Nfed.
Indië een geschikt operatieterrein, blijkens hare vestiging in 1880
van een agentschap te Batavia.

Nadat bij de wet van 6 juni 1875 Nederland het gouden tientje
als standaardmunt had aangenomen, v/aarmede de vrije aanmun-
ting van zilvergeld een einde nam, wist de Heer Mr. N. P. van
den Berg, destijds President der Javasche Bank, en een groot
voorstander van den gouden standaard, te bev/erken, dat (bij de
v^^et van 28 Maart 1877) ook in Indië het muntstelsel op een goud-
basis werd gesteld.

Het was nu niet zoozeer de bedoeling een grooten voorraad goud
in Indië in omloop te brengen, dan wel eene vaste waarde te geven
aan het in circulatie zijnde zilvergeld. Het goud is in Indië nimmer
een geliefd circulatie middel geweest; de bevolking was aan zilver
geweend en prefereert dat zelfs boven goud.
Nederlands & Overzees Papiergeld, Nederlandse Coincards.
Lid IBNS Nederland.
Gebruikersavatar
Oosaenden Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 344
Lid geworden op: 28 apr 2013, 23:29
Locatie: Oostzaan Noord-Holland

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Oosaenden »

Ik ben altijd nieuwsgierig naar achtergronden en ben de herkomst en familie van de genoemde Zwitserse koopman gaan nazoeken. Het blijkt toch wel een bijzonder verhaal te zijn en deze familie is erg bekend in Zwitserland.
In het Zwitserse staatsarchief is een uitgebreide collectie over de Indische geschiedenis aanwezig van Niederer Co.
Ik heb contact gehad met het Zwitsers Staatsarchief en de wissel wordt van behoorlijke waarde geacht voor de collectie en de scans zijn onder mijn naam toegevoegd. Mogelijkerwijs wil men de wissel overnemen. Maar dat zie ik dan wel weer.
Ik vind het erg leuk een stukje geschiedenis te hebben ontrafeld :thumb up:
Nederlands & Overzees Papiergeld, Nederlandse Coincards.
Lid IBNS Nederland.
Gebruikersavatar
Arjena3 Nederland
Globale moderator
Globale moderator
Berichten: 877
Lid geworden op: 01 apr 2013, 23:45
Locatie: Wijdenes

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Arjena3 »

Wat superleuk :-)

Dus we gaan nu internet afspeuren naar wissels :lollig:
Gebruikersavatar
Oosaenden Nederland
Donateur
Donateur
Berichten: 344
Lid geworden op: 28 apr 2013, 23:29
Locatie: Oostzaan Noord-Holland

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Oosaenden »

Ja, ik vind het ook echt leuk, en dat voor een onbekend geacht documentje van mp voor weinig....
Ik vraag me toch af hoe die mevrouw van mp nou aan dit soort papieren komt :wtf:
Dat wordt inderdaad speuren naar wissels en mocht ik weer wat vinden dan ga ik zeker weer proberen de herkomst te vinden :thumb up:
Nederlands & Overzees Papiergeld, Nederlandse Coincards.
Lid IBNS Nederland.
Gebruikersavatar
Patrickp_nl Nederland
Senior lid
Senior lid
Berichten: 957
Lid geworden op: 15 jul 2014, 15:09

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Patrickp_nl »

Bijzonder leuk artikel. Heb er van gesmuld.
Maar het doet mijn mening niet veranderen, dat het zich hier niet om geld handelt.
De wisselbrieven hebben het micro-economisch effect van geldcreatie, zoals in artikel uitgelegd wordt. De handel lag stil bij gebrek aan betaalmiddelen, dus werd in het vaderland geld ingebracht bij de Maatschappij die een kantoor in Nederlandsch Indië had, tegen een "wissel". Mocht het schip vergaan waarop de "eerste" wissel zich bevond, was er altijd nog een tweede en derde kopie "tweede" en "derde" wissel. Het moest tenslotte raar lopen wilden 3 schepen achtereen vergaan.
De wisselbrief werd vervolgens bij aankomst op het bijkantoor vanwaar bij de moedermaatschappij het geld was ingebracht, de wissel ter inwisseling aangeboden. Indien de eerste wissel was vergaan, kwam men met de tweede of derde. Zodra er een van de drie was ingewisseld, werden de anderen ongeldig.
Zeer leuke historische documenten, maar je kon er nog geen pakje boter mee kopen. Wel met het geld wat je wisselde bij inlevering...

Een vergelijkbaar document is de afrekening met slavenhandelaren. In 1863 werd de slavernij (in Nederland, als laatste land ter wereld officieel) afgeschaft, maar de Nederlandsche regering kreeg dit alleen voor elkaar door in te staan voor een vergoeding aan de handelaren.
Deze vergoeding werd handgeschreven op een cheque achtig document, dat ter inwisseling op het hoofdkantoor (in Nederland) kon worden ingewisseld. ("Wil je je geld? Dan moet je 3/4 jaar op reis naar Nederland!" op een te naam gestelde cheque, niet overdraagbaar.)
Uitgegeven te Saba, St. Eustacius, St. Marin, Curaçao en Paramaribo (Suriname).

Wat je aantreft op de biljetten is ook weer de "1" net als op de wissels. Precies met dezelfde reden, mocht het schip vergaan, was er ook een tweede en derde versie. Deze zijn echter, voorzover ik weet, niet overgebleven.

Hier wat voorbeelden uit Suriname:
300 gulden Van Lansberge 1863-07-23.jpg
Opheffing der slavernij, 17 september 1863, G. J. Tabak vz.jpg
EN36909[1].jpg
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
Laatst gewijzigd door Patrickp_nl op 18 jul 2014, 19:00, 1 keer totaal gewijzigd.
Groet, Patrick Plomp. (Dit betreft een mening tenzij anders aangegeven)
Papiergeldnumismaat. Life member IBNS (NL230, INT215)
Auteur van "Catalogus Nederlands Papiergeld". Deel 1 en 2 bestelbaar op http://www.patrickp.nl
Gebruikersavatar
Patrickp_nl Nederland
Senior lid
Senior lid
Berichten: 957
Lid geworden op: 15 jul 2014, 15:09

Re: bankbiljetten Ned. Indië, plaats ze hier

Bericht door Patrickp_nl »

Curaçao:
Curaçao.1.000 Gulden.1863-64..-.199.4559.vz.JPG
Sint Eustacius:
Sep25~11.JPG
Sint Maarten:
Tegemoetkoming voor de slaven St. Martin vz.jpg
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
Groet, Patrick Plomp. (Dit betreft een mening tenzij anders aangegeven)
Papiergeldnumismaat. Life member IBNS (NL230, INT215)
Auteur van "Catalogus Nederlands Papiergeld". Deel 1 en 2 bestelbaar op http://www.patrickp.nl

Terug naar “Biljetten Nederlandse overzeese gebiedsdelen”