Hollandse Scheepjesschellingen
Moderator: Robin
Hollandse Scheepjesschellingen
De meeste hier weten wel dat ik Hollandse Scheepjesschellingen verzamel. Net zoals veel provinciale munttypes is het ontstaan ervan alleen al een geschiedenis opzich. Graag wil ik jullie meenemen naar het hoe en waarom van deze schelling, en omdat het wiel uitvinden zinloos is neem ik de vrijheid om een van de betere artikelen over dit onderwerp hier te plaatsen, namelijk dat van Van der Wiel uit het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde nr. 74 (1987). Noot: de beschrijving van de types per jaartal heb ik weggelaten.
(Afbeelding van www.nederlandsemunten.nl, niet in mijn bezit)
De Hollandse Scheepjesschelling
Door Dr. H.J. van der Wiel
Jaarboek voor munt- en penningkunde 74 (1987) p.82-94
De toenemende omloop van gesleten en minderwaardige schellingen, dubbele en enkele stuivers, gaf de Staten van Holland, nadat een landelijk hervormingsplan in 1668 mislukt was, aanleiding tot provinciaal ingrijpen. Op 15 maart 1670 begon de behandeling in de Staten en in de loop van het jaar werd een reeks besluiten genomen, om het oude kleingeld uit de provincie te weren (verbod om de verpachte imposten in kleinere munten dan dubbele stuivers te betalen; verbod van buiten Holland geslagen dubbele en enkele stuiver) en om nieuwe munten van betere kwaliteit te laten slaan.
Op 18 september werd bepaald dat te Dordrecht voor een bedrag van f 90.000 aan schellingen zou worden geslagen, voor f 30.000 dubbeltjes en voor f 80.000 stuivers. Tegelijk werd aan de Raden en Generaalmeesters verzocht zich op de hoogte te stellen van de mogelijkheid de hamerslag te vervangen door de fabricage met de schroefpers. In de Statenvergadering van 8 november kwam de beeldenaar van de nieuwe schelling aan de orde. De resolutie zegt ‘’dat op de schellingen gestelt sal werden het Wapen van de Provincie Hollandt ende West-Vriesland, zijnde een leeuw met een kroon daarboven gelijk ’t selve Wapen in de glazen van daer Edele Groot Mog. Vergaderplaatse uitgebeeld staet, met de navolgende circumscriptie: MO.NO.ORD.HOLLANDIAE ET WESTFRISIAE 1670 en aan de andere sijde een gemonteerd schip van oorloge met de navolgende circumscriptie: VIGILATE DEO CONFIDENTES’’. Tevens werd besloten de munten met de schroefpers te vervaardigen, en deze besluiten schriftelijk mee te delen aan de burgemeesters en regeerders van de steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, in de hoop dat deze voor de West-Friese Munt het voorbeeld zouden volgen; met het oog daarop was ook de naam van West-Friesland in het omschrift van de munten die te Dordrecht zouden worden geslagen opgenomen. Ook wensten de Staten, om de gelijkvormigheid van de muntslag te verzekeren, dat een gemeenschappelijke stempelsnijder voor de beide binnen Holland werkzame munthuizen zou worden aangesteld. De West-Friese bestuurders zijn echter op al deze suggesties niet ingegaan, zodat de hervorming van het payement voorlopig tot de Dordtse munt beperkt bleef.
Omdat de graveur van de Munt in Dordrecht, Lodewijk Danielsz. Coenen, de vereiste vaardigheid onvoldoende bezat, gaven de Staten van Holland opdracht aan de Generaalmeesters om naar een geschikte kandidaat uit te zien. Dezen namen contact op met Christoffel Adolfi, een Amsterdamse medailleur die over een eigen schroefpers beschikte, en vroegen hem een proefstempel voor de Hollandse schelling te maken. Ook aan de Rotterdammer Daniël Drappentier en aan Matthijs Hooft, ijzersnijder aan de Munt van Zeeland, werd zo’n verzoek gericht.
De drie mededingers voldeden aan de opdracht en leverden hun werk in bij de Generaalmeesters, die de stempels op 18 februari verstuurden naar de Staten van Holland en West-Friesland. Maar om nog beter tot een verantwoorde keus te komen verzochten ze de sollicitanten ook nog stempels voor een zilveren rijder te maken. Op 9 april 1671 werd Daniël Drappentier echter door de Staten benoemd tot ijzersnijder van Holland en West-Friesland, nog voordat zijn stempels vergeleken waren met de die van de twee vakbroeders. Van Kerkwijk (JMP VII (1920) p.29-61) heeft deze geschiedenis uitvoerig beschreven, en het lukte hem twee van de drie proeven op te sporen en toe te schrijven. Het betreft:
A. De door M. Hooft gemaakte eenzijdige proeven op twee zilveren plaatjes met een doorsnee van 33mm
Vz: het gekroonde provinciewapen, boven de kroon het jaartal 1670, omschrift: .MON.NOV.HOLAND.ET.WESTFRIS.
Kz: een voor de wind zeilend oorlogsschip; de grote vlag op de achtersteven en de kleine vlag aan de grote mast hebben op de middelste baan het gekroonde wapenschild van Holland; omschrift: .VIGILATE.DEO.CONFIDENTES.
B. De door Chr. Adolfi gemaakte proefschelling in zilver, met een doorsnee van 23 mm (Verk. 55-4)
Vz: het gekroonde provinciewapen, boven de kroon het jaartal 1670, omschrift: MO:NO:ORD:HOLL:ET.WESTF.
Kz: een voor de wind zeilend oorlogsschip, aan de grote mast een klein vaantje, als grote vlag een effen doek waarop een arm met een zwaard; op de spiegel het Hollandse wapen met schildhouders; omschrift: VIGILATE.DEO.-CONFIDENTES.
Van dit stempel bestaan naast ettelijke zilveren ook 2 gouden afslagen, bewaard in KPK en Teylers Museum. De toeschrijving aan Adolfi wordt bewezen doordat de Kz. Vrijwel identiek is aan die van de schelling die hij in 1673 maakte voor de Geoctroyeerde Munt van Dirk Bosch. Een rode vlag met de arm en het zwaard wordt wel aangeduid als bloedvlag.
Inmiddels meen ik ook de proef van Drappentier gevonden te hebben. Ook dit stuk bevindt zich in het Koninklijk Penningkabinet, als bruikleen van de collectie Lopes Suasso, en is in zilver geslagen als piedfort (13.08 g).
C.
Vz: het gekroonde provinciewapen, omringd door een gladde binnencirkel; jaartal naast het schild, 16-71, omschrift: MO:NO:ORD:HOLL:ET WEST-FRI:
Kz: een voor de wind zeilend oorlogsschip met de Statenvlag aan de vlaggenstok op de achtersteven, en de Hollandse Leeuw op de spiegel; gladde binnencirkel. Omschrift: VIGILATE DEO CONFIDENTES.
Wanneer we dit stuk vergelijken met de normale slag van 1671 dan is het duidelijk van dezelfde hand, ondanks de vele verschillen in de tekening. Het meest merkwaardige is dat op de normale slag niet de Statenvlag wordt gevoerd, maar de bloedvlag zoals op de proef van Adolfi.
De Gecommitteerde Raden hadden al op 19 augustus 1670 instructie gegeven voor de nieuwe schelling: gehalte 7 penning (0.583) met een remedie van 1½ grein, gewicht 49 5/12 per mark (4.95 g) met een remedie van 1½ engels.
Het wachten was nu op het afleveren van de machinerie nodig voor het schroeven van de munt. De Haagse constructeur had kennelijk wat moeilijkheden. In hun vergadering van 9 april 1671 drongen de Staten opnieuw aan haast te maken met de aflevering, maar pas tegen het eind van het jaar kwamen de eerste schellingen van de pers. En de aanmaak was nog niet groot, het afgesproken bedrag van f 30.000,- werd pas in 1675 bereikt.
De invoer van de nieuwe schellingen en de bijbehorende verbodsbepalingen hebben echter niet tot het beoogde doel geleid.
Na de terugtocht van de in 1672 binnengevallen Franse legers werd het land opnieuw overstroomd door minderwaardig geld, zowel florijnen als lichte, buiten Holland geslagen, schellingen van het ruitertype. In 1680 werd dan ook de aanmunting van scheepjesschellingen te Dordrecht gestaakt. Na een langdurig conflict tussen de gewesten van de Unie werd uiteindelijk in december 1692 door de Stagen-Generaal alle aanmaak van schellingen, dubbeltjes en stuiver verboden. Voor een uitvoerige belichting verwijs ik naar de dissertatie van Van Gelder (H. Enno van Gelder, Munthervorming tijdens de Republiek 1659-1694, Amsterdam 1949). Wegens de behoefte aan schellingen en ander klein geld voor de uitvoer naar Azië werd echter in 1698 door de Staten-Generaal ontheffing van dit verbod mogelijk gemaakt (Zie: Van der Wiel, JMP 69 (1982), p. 47). In de praktijk werd die vrijwel alleen verleend bij bestellingen door de verenigde Oost-Indische Compagnie, onder de voorwaarde dat de stukken niet in de binnenlandse circulatie kwamen. In de eerste 50 jaar van de 18e eeuw heeft de VOC veel orders geplaatst bij de munt te Dordrecht. Daarna kreeg Middelburg duidelijk de voorkeur. Uit processen verbaal van de muntbusopeningen heeft Besier (L.W.A. Besier, De muntmeesters en hun muntslag in de Provinciale en Stedelijke munthuizen van de Republiek der vereenigde Nederlanden, Utrecht 1890. In de loop van de 18e eeuw werd het Hollandse type met schip door andere provincies, met eigen wapen en meestal eigen spreuk, voor de VOC-bestellingen voergenomen) berekend, hoeveel van de schillende muntsoorten werd geslagen. In de navolgende productiestraat heb ik van zijn gegevens gebruik gemaakt, maar ben daarvan afgeweken, wanneer bij de controle en bij de mechanische berekening bleek dat er fouten waren in geslopen.
Productie van scheepjesschellingen aan de Munt te Dordrecht
S. Rottermont
1671 19 865
1674 64 885
1675 78 695
163 445
M. Sonnemans
1679-1680 485 220
1700 271 350
1700-1704 1 067 600
1704-1707 991 300
1708-1712 798 235
1712-1714 566 960
4 180 665
I. Westerveen
1716-1717 633 770
1717-1719 1 689 215
1720-1723 2 263 307a)
1723-1725 1 641 620
1725-1728 2 030 430
1728-1730 606 935
1730 188 305
9 053 582
O. Buck
1732-1733 161 400
1733-1734 978 820
1736 353 232b)
1745 49 170
1746 42 400
1748 23 278c)
1750 118 700
1751-1752 191 335
1753-1754 159 864d)
2 078 219
W. Buck
1759 98 858
1760-1763 107 830
206 688 +
--------------
Totaal 15 682 599
a) Besier geeft 880 800, maar er werd 47 834 mark verwerkt, dat is na aftrek van 490 stuks voor essaai 2 263 307
b) Besier zegt 346 230, maar 7153 mark (min 245 voor essaai) = 353 232
c) Volgens Besier 23 230; 472 mark (- 47 voor essaai) = 23 278
d) Volgens Besier 253 860, maar er werd 3238 mark verwerkt, dat levert 160011 stuks, minus 147 voor essaai wordt dat 159 864.
Er bestaat nog een zilveren scheepjesschelling van 1767, maar het proces-verbaal van de 5e muntbus van Mr. W. Buck vermeldt geen scheepjesschellingen; voor zover mij bekend is het een unicum. De aantrekkelijke beeldenaar van de scheepjesschelling heeft er toe geleid dat er veel gouden afslagen als Nieuwjaars penning zijn gemaakt, ook van jaren dat er geen zilveren geslagen werden. Gouden schellingen werden ook geslagen in Gelderland, Utrecht, West-Friesland en Zeeland, maar geen provincie heeft zo’n lange reeks uitgebracht als die van Holland.
Bij het bestuderen van de Hollandse schellingen valt het op dat de variatie veel minder groot is dan bij de Zeeuwse series (JMP 69 (1982) p. 47-60 en JMP 72 (1985) p. 50-64) die ik eerder beschreef. Stempelfouten komen vrijwel niet voor, en verandering van het jaartal in de stempels, wat zeker bij de gouden afslagen vaak is voorgekomen, is zelden waarneembaar. Nadat Daniël Drappentier in 1671 de definitieve stempels had gesneden traden er maar weinig veranderingen op.
Na 1767 zijn er in Dordrecht alleen nog maar houden afslagen als nieuwjaarspenning geslagen, alle met hetzelfde omschrift MO:NO:ORD:HOLL:ET WESTRI:.
We zagen dat de eerste schellingen, geslagen vóór het verbod van de Staten-Generaal, kleiner zijn dan de latere. Na de hervatting van de aanmunting, nu alleen voor de VOC, wordt de diameter 2 mm groter. De schellingen van 1700 tot 1705 vormen zodoende een overgang. De grotere cijfers en letters in jaartal en omschrift zijn een esthetische verbetering, en omdat deze verandering wordt aangebracht in het jaar dat M. Sonnemans muntmeester werd, vermoed ik dat hij hier de hand in heeft gehad. De komst van de muntmeester I. Westerveen leidt na een jaar tot het verdwijnen van de bloedvlag, die vervangen wordt door de nationale vlag. Eigenmachtig veranderen van wapens en vlaggen valt buiten de bevoegdheid van de ijzersnijders, ook hier moet van hoger hand zijn ingegrepen. Na de vrede van Utrecht in 1713 en het vredesverdrag met Spanje in 1714 bestond hier een oorlogsmoeheid waarbij de bloedvlag met de wrekende arm Gods slecht paste. Er komt bij dit laatste type achter WESTFRI ook een dubbele punt, mogelijk naar eigen inzicht van Johannes Drappentier, maar, als gelijk met het aantreden van de muntmeester O. Buck de zinloze punt achter ET verdwijnt en niet meer terug komt, lijkt me dat te danken aan zijn initiatief. Ik heb de indruk dat de muntmeesters van Holland zich meer dan elders hebben bemoeid met het uiterlijk van hun munten.
(Afbeelding van www.nederlandsemunten.nl, niet in mijn bezit)
De Hollandse Scheepjesschelling
Door Dr. H.J. van der Wiel
Jaarboek voor munt- en penningkunde 74 (1987) p.82-94
De toenemende omloop van gesleten en minderwaardige schellingen, dubbele en enkele stuivers, gaf de Staten van Holland, nadat een landelijk hervormingsplan in 1668 mislukt was, aanleiding tot provinciaal ingrijpen. Op 15 maart 1670 begon de behandeling in de Staten en in de loop van het jaar werd een reeks besluiten genomen, om het oude kleingeld uit de provincie te weren (verbod om de verpachte imposten in kleinere munten dan dubbele stuivers te betalen; verbod van buiten Holland geslagen dubbele en enkele stuiver) en om nieuwe munten van betere kwaliteit te laten slaan.
Op 18 september werd bepaald dat te Dordrecht voor een bedrag van f 90.000 aan schellingen zou worden geslagen, voor f 30.000 dubbeltjes en voor f 80.000 stuivers. Tegelijk werd aan de Raden en Generaalmeesters verzocht zich op de hoogte te stellen van de mogelijkheid de hamerslag te vervangen door de fabricage met de schroefpers. In de Statenvergadering van 8 november kwam de beeldenaar van de nieuwe schelling aan de orde. De resolutie zegt ‘’dat op de schellingen gestelt sal werden het Wapen van de Provincie Hollandt ende West-Vriesland, zijnde een leeuw met een kroon daarboven gelijk ’t selve Wapen in de glazen van daer Edele Groot Mog. Vergaderplaatse uitgebeeld staet, met de navolgende circumscriptie: MO.NO.ORD.HOLLANDIAE ET WESTFRISIAE 1670 en aan de andere sijde een gemonteerd schip van oorloge met de navolgende circumscriptie: VIGILATE DEO CONFIDENTES’’. Tevens werd besloten de munten met de schroefpers te vervaardigen, en deze besluiten schriftelijk mee te delen aan de burgemeesters en regeerders van de steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, in de hoop dat deze voor de West-Friese Munt het voorbeeld zouden volgen; met het oog daarop was ook de naam van West-Friesland in het omschrift van de munten die te Dordrecht zouden worden geslagen opgenomen. Ook wensten de Staten, om de gelijkvormigheid van de muntslag te verzekeren, dat een gemeenschappelijke stempelsnijder voor de beide binnen Holland werkzame munthuizen zou worden aangesteld. De West-Friese bestuurders zijn echter op al deze suggesties niet ingegaan, zodat de hervorming van het payement voorlopig tot de Dordtse munt beperkt bleef.
Omdat de graveur van de Munt in Dordrecht, Lodewijk Danielsz. Coenen, de vereiste vaardigheid onvoldoende bezat, gaven de Staten van Holland opdracht aan de Generaalmeesters om naar een geschikte kandidaat uit te zien. Dezen namen contact op met Christoffel Adolfi, een Amsterdamse medailleur die over een eigen schroefpers beschikte, en vroegen hem een proefstempel voor de Hollandse schelling te maken. Ook aan de Rotterdammer Daniël Drappentier en aan Matthijs Hooft, ijzersnijder aan de Munt van Zeeland, werd zo’n verzoek gericht.
De drie mededingers voldeden aan de opdracht en leverden hun werk in bij de Generaalmeesters, die de stempels op 18 februari verstuurden naar de Staten van Holland en West-Friesland. Maar om nog beter tot een verantwoorde keus te komen verzochten ze de sollicitanten ook nog stempels voor een zilveren rijder te maken. Op 9 april 1671 werd Daniël Drappentier echter door de Staten benoemd tot ijzersnijder van Holland en West-Friesland, nog voordat zijn stempels vergeleken waren met de die van de twee vakbroeders. Van Kerkwijk (JMP VII (1920) p.29-61) heeft deze geschiedenis uitvoerig beschreven, en het lukte hem twee van de drie proeven op te sporen en toe te schrijven. Het betreft:
A. De door M. Hooft gemaakte eenzijdige proeven op twee zilveren plaatjes met een doorsnee van 33mm
Vz: het gekroonde provinciewapen, boven de kroon het jaartal 1670, omschrift: .MON.NOV.HOLAND.ET.WESTFRIS.
Kz: een voor de wind zeilend oorlogsschip; de grote vlag op de achtersteven en de kleine vlag aan de grote mast hebben op de middelste baan het gekroonde wapenschild van Holland; omschrift: .VIGILATE.DEO.CONFIDENTES.
B. De door Chr. Adolfi gemaakte proefschelling in zilver, met een doorsnee van 23 mm (Verk. 55-4)
Vz: het gekroonde provinciewapen, boven de kroon het jaartal 1670, omschrift: MO:NO:ORD:HOLL:ET.WESTF.
Kz: een voor de wind zeilend oorlogsschip, aan de grote mast een klein vaantje, als grote vlag een effen doek waarop een arm met een zwaard; op de spiegel het Hollandse wapen met schildhouders; omschrift: VIGILATE.DEO.-CONFIDENTES.
Van dit stempel bestaan naast ettelijke zilveren ook 2 gouden afslagen, bewaard in KPK en Teylers Museum. De toeschrijving aan Adolfi wordt bewezen doordat de Kz. Vrijwel identiek is aan die van de schelling die hij in 1673 maakte voor de Geoctroyeerde Munt van Dirk Bosch. Een rode vlag met de arm en het zwaard wordt wel aangeduid als bloedvlag.
Inmiddels meen ik ook de proef van Drappentier gevonden te hebben. Ook dit stuk bevindt zich in het Koninklijk Penningkabinet, als bruikleen van de collectie Lopes Suasso, en is in zilver geslagen als piedfort (13.08 g).
C.
Vz: het gekroonde provinciewapen, omringd door een gladde binnencirkel; jaartal naast het schild, 16-71, omschrift: MO:NO:ORD:HOLL:ET WEST-FRI:
Kz: een voor de wind zeilend oorlogsschip met de Statenvlag aan de vlaggenstok op de achtersteven, en de Hollandse Leeuw op de spiegel; gladde binnencirkel. Omschrift: VIGILATE DEO CONFIDENTES.
Wanneer we dit stuk vergelijken met de normale slag van 1671 dan is het duidelijk van dezelfde hand, ondanks de vele verschillen in de tekening. Het meest merkwaardige is dat op de normale slag niet de Statenvlag wordt gevoerd, maar de bloedvlag zoals op de proef van Adolfi.
De Gecommitteerde Raden hadden al op 19 augustus 1670 instructie gegeven voor de nieuwe schelling: gehalte 7 penning (0.583) met een remedie van 1½ grein, gewicht 49 5/12 per mark (4.95 g) met een remedie van 1½ engels.
Het wachten was nu op het afleveren van de machinerie nodig voor het schroeven van de munt. De Haagse constructeur had kennelijk wat moeilijkheden. In hun vergadering van 9 april 1671 drongen de Staten opnieuw aan haast te maken met de aflevering, maar pas tegen het eind van het jaar kwamen de eerste schellingen van de pers. En de aanmaak was nog niet groot, het afgesproken bedrag van f 30.000,- werd pas in 1675 bereikt.
De invoer van de nieuwe schellingen en de bijbehorende verbodsbepalingen hebben echter niet tot het beoogde doel geleid.
Na de terugtocht van de in 1672 binnengevallen Franse legers werd het land opnieuw overstroomd door minderwaardig geld, zowel florijnen als lichte, buiten Holland geslagen, schellingen van het ruitertype. In 1680 werd dan ook de aanmunting van scheepjesschellingen te Dordrecht gestaakt. Na een langdurig conflict tussen de gewesten van de Unie werd uiteindelijk in december 1692 door de Stagen-Generaal alle aanmaak van schellingen, dubbeltjes en stuiver verboden. Voor een uitvoerige belichting verwijs ik naar de dissertatie van Van Gelder (H. Enno van Gelder, Munthervorming tijdens de Republiek 1659-1694, Amsterdam 1949). Wegens de behoefte aan schellingen en ander klein geld voor de uitvoer naar Azië werd echter in 1698 door de Staten-Generaal ontheffing van dit verbod mogelijk gemaakt (Zie: Van der Wiel, JMP 69 (1982), p. 47). In de praktijk werd die vrijwel alleen verleend bij bestellingen door de verenigde Oost-Indische Compagnie, onder de voorwaarde dat de stukken niet in de binnenlandse circulatie kwamen. In de eerste 50 jaar van de 18e eeuw heeft de VOC veel orders geplaatst bij de munt te Dordrecht. Daarna kreeg Middelburg duidelijk de voorkeur. Uit processen verbaal van de muntbusopeningen heeft Besier (L.W.A. Besier, De muntmeesters en hun muntslag in de Provinciale en Stedelijke munthuizen van de Republiek der vereenigde Nederlanden, Utrecht 1890. In de loop van de 18e eeuw werd het Hollandse type met schip door andere provincies, met eigen wapen en meestal eigen spreuk, voor de VOC-bestellingen voergenomen) berekend, hoeveel van de schillende muntsoorten werd geslagen. In de navolgende productiestraat heb ik van zijn gegevens gebruik gemaakt, maar ben daarvan afgeweken, wanneer bij de controle en bij de mechanische berekening bleek dat er fouten waren in geslopen.
Productie van scheepjesschellingen aan de Munt te Dordrecht
S. Rottermont
1671 19 865
1674 64 885
1675 78 695
163 445
M. Sonnemans
1679-1680 485 220
1700 271 350
1700-1704 1 067 600
1704-1707 991 300
1708-1712 798 235
1712-1714 566 960
4 180 665
I. Westerveen
1716-1717 633 770
1717-1719 1 689 215
1720-1723 2 263 307a)
1723-1725 1 641 620
1725-1728 2 030 430
1728-1730 606 935
1730 188 305
9 053 582
O. Buck
1732-1733 161 400
1733-1734 978 820
1736 353 232b)
1745 49 170
1746 42 400
1748 23 278c)
1750 118 700
1751-1752 191 335
1753-1754 159 864d)
2 078 219
W. Buck
1759 98 858
1760-1763 107 830
206 688 +
--------------
Totaal 15 682 599
a) Besier geeft 880 800, maar er werd 47 834 mark verwerkt, dat is na aftrek van 490 stuks voor essaai 2 263 307
b) Besier zegt 346 230, maar 7153 mark (min 245 voor essaai) = 353 232
c) Volgens Besier 23 230; 472 mark (- 47 voor essaai) = 23 278
d) Volgens Besier 253 860, maar er werd 3238 mark verwerkt, dat levert 160011 stuks, minus 147 voor essaai wordt dat 159 864.
Er bestaat nog een zilveren scheepjesschelling van 1767, maar het proces-verbaal van de 5e muntbus van Mr. W. Buck vermeldt geen scheepjesschellingen; voor zover mij bekend is het een unicum. De aantrekkelijke beeldenaar van de scheepjesschelling heeft er toe geleid dat er veel gouden afslagen als Nieuwjaars penning zijn gemaakt, ook van jaren dat er geen zilveren geslagen werden. Gouden schellingen werden ook geslagen in Gelderland, Utrecht, West-Friesland en Zeeland, maar geen provincie heeft zo’n lange reeks uitgebracht als die van Holland.
Bij het bestuderen van de Hollandse schellingen valt het op dat de variatie veel minder groot is dan bij de Zeeuwse series (JMP 69 (1982) p. 47-60 en JMP 72 (1985) p. 50-64) die ik eerder beschreef. Stempelfouten komen vrijwel niet voor, en verandering van het jaartal in de stempels, wat zeker bij de gouden afslagen vaak is voorgekomen, is zelden waarneembaar. Nadat Daniël Drappentier in 1671 de definitieve stempels had gesneden traden er maar weinig veranderingen op.
Na 1767 zijn er in Dordrecht alleen nog maar houden afslagen als nieuwjaarspenning geslagen, alle met hetzelfde omschrift MO:NO:ORD:HOLL:ET WESTRI:.
We zagen dat de eerste schellingen, geslagen vóór het verbod van de Staten-Generaal, kleiner zijn dan de latere. Na de hervatting van de aanmunting, nu alleen voor de VOC, wordt de diameter 2 mm groter. De schellingen van 1700 tot 1705 vormen zodoende een overgang. De grotere cijfers en letters in jaartal en omschrift zijn een esthetische verbetering, en omdat deze verandering wordt aangebracht in het jaar dat M. Sonnemans muntmeester werd, vermoed ik dat hij hier de hand in heeft gehad. De komst van de muntmeester I. Westerveen leidt na een jaar tot het verdwijnen van de bloedvlag, die vervangen wordt door de nationale vlag. Eigenmachtig veranderen van wapens en vlaggen valt buiten de bevoegdheid van de ijzersnijders, ook hier moet van hoger hand zijn ingegrepen. Na de vrede van Utrecht in 1713 en het vredesverdrag met Spanje in 1714 bestond hier een oorlogsmoeheid waarbij de bloedvlag met de wrekende arm Gods slecht paste. Er komt bij dit laatste type achter WESTFRI ook een dubbele punt, mogelijk naar eigen inzicht van Johannes Drappentier, maar, als gelijk met het aantreden van de muntmeester O. Buck de zinloze punt achter ET verdwijnt en niet meer terug komt, lijkt me dat te danken aan zijn initiatief. Ik heb de indruk dat de muntmeesters van Holland zich meer dan elders hebben bemoeid met het uiterlijk van hun munten.
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
Laatst gewijzigd door sjors-sjors op 02 feb 2019, 19:20, 1 keer totaal gewijzigd.
Re: Hollandse SCheepjesschellingen
Mooie munt en interessant verhaal.
Gr.
Gr.
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Ik verzamel ze dus op jaartal en de makkelijke jaartallen heb ik al. Verzamelen wordt dus lastiger, maar dat is tegelijk ook weer een leuke uitdaging. Heb er 32 van de ongeveer 65 bekenden, maar er duiken welleens onbekende overslagen op.
Deze uit 1745 vind ik zelf erg mooi, niet vanwege de kwaliteit maar de patina.
Deze uit 1745 vind ik zelf erg mooi, niet vanwege de kwaliteit maar de patina.
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Zoals van der Wiel aangeeft zijn ze netjes geslagen en zijn overslagen lang niet altijd te zien. Toch heb ik er ondertussen al een paar w.o. :
1728/27 1730/29 1748/46
1728/27 1730/29 1748/46
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
En hier nog een apart iets, ze zijn bekend met kartel en bloemrand, maar deze lijkt vrij grof. Huisvleit of toch een officiele kartelrand?
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
-
- Donateur
- Berichten: 583
- Lid geworden op: 07 sep 2012, 21:27
- Locatie: Noord-Holland, dichtbij de kust!
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Mooi informatief stuk tekst Sjors en leuk dat we van je verzameling mogen genieten.
----- Muntenverzamelaar sinds 2012! Het begin van een mooie nieuwe hobby -----
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
De kartels zijn onregelmatig geplaatst, dus ik vermoedt dat deze niet tijdens het slaan (gezien het jaartal) van de munt zijn aangebracht.
Als ik de tekst goed gelezen heb zouden de scheepjesschellingen vanaf 1670 met de schroefpers vervaardigd worden. Ik zou dan ook vanaf dat moment een kartelrand verwachten.
Wellicht heeft iemand de kartels handmatig aangebracht om het snoeien waar de kartelrand eigenlijk voor bedoeld was tegen te gaan. Hier zou je achter kunnen komen door de munt te wegen. Indien op gewicht dan is bovenstaande een mogelijke verklaring. Indien niet op gewicht dan is de munt gesnoeid en heeft men dit, bedenk ik nu opeens terwijl ik aan het typen ben, middels de handmatig aangebrachte kartelrand proberen te verdoezelen.
Gr.
Als ik de tekst goed gelezen heb zouden de scheepjesschellingen vanaf 1670 met de schroefpers vervaardigd worden. Ik zou dan ook vanaf dat moment een kartelrand verwachten.
Wellicht heeft iemand de kartels handmatig aangebracht om het snoeien waar de kartelrand eigenlijk voor bedoeld was tegen te gaan. Hier zou je achter kunnen komen door de munt te wegen. Indien op gewicht dan is bovenstaande een mogelijke verklaring. Indien niet op gewicht dan is de munt gesnoeid en heeft men dit, bedenk ik nu opeens terwijl ik aan het typen ben, middels de handmatig aangebrachte kartelrand proberen te verdoezelen.
Gr.
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Volgens mij werd een kartelrand pas gebruikelijk in de 2e helft van de 18e eeuw, dus niet tegelijk geintroduceerd met het gebruik van de schroefpers. Ik zal de munt morgen eens wegen, stom dat ik daar zelf niet op ben gekomen
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Zoals van jou gewend weer een mooi stukje om te lezen.
Zelfs voor een papiergeld verzamelaar
Mvg, .
Zelfs voor een papiergeld verzamelaar
Mvg, .
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Een heel informatieve topic sjors zoals atijd.
En je scheepjesschelling van 1745 mag er best wezen. Mooi muntje.
Groeten Luc
En je scheepjesschelling van 1745 mag er best wezen. Mooi muntje.
Groeten Luc
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Hij is iets onder gewicht met 4,74 gram; 0,21 gram is wel heel heel weinig, zo'n 4%. Dus moet je een aanzienlijke hoeveelheid schellingen snoeien voor een klein beetje zilver.JO3023 schreef: ↑04 feb 2019, 20:36 Hier zou je achter kunnen komen door de munt te wegen. Indien op gewicht dan is bovenstaande een mogelijke verklaring. Indien niet op gewicht dan is de munt gesnoeid en heeft men dit, bedenk ik nu opeens terwijl ik aan het typen ben, middels de handmatig aangebrachte kartelrand proberen te verdoezelen.
Gr.
Het zou natuurlijk kunnen, er zijn genoeg mensen te verzinnen die toegang zouden kunnen hebben tot grote hoeveelheden schellingen. Een andere optie is een verzamelaar/handelaar die dacht de prijs op te kunnen drijven met een kartelrand. Optie 3 is dat het wel een goede kartelrand is maar een wat grove. Iemand anders ideeen?
Je hebt niet voldoende permissies om de bijlagen van dit bericht te bekijken.
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
gezien het reliëf tegen de rand op voor en keerzijde lijkt me dit een normale doch versleten kartelrand
Laatst gewijzigd door CorioCoins op 06 feb 2019, 18:19, 1 keer totaal gewijzigd.
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Ja, ik heb bij het lezen van het jaartal scheef gekeken. Ik dacht 1659 gelezen te hebben maar er staat toch echt 1759. Dus ver nadat de schroefpers in gebruik is genomen. Ik ben het dus met CorioCoins eens, dit is een normale kartelrand.
Zoals Dr. H. Enno van Gelder, in zijn boekje "De Nederlandse Munten" aangeeft op blz. 135, "deden de nieuwe machines (de "diverse apparaten om de uit de middeleeuwen daterende werkwijzen van de muntvervaardiging te mechaniseren ...", m.a.w. de schroefpersen) pas in 1670 in ons land hun intrede." Dat is dus de 2e helft van de 17e eeuw.
Gr.
Zoals Dr. H. Enno van Gelder, in zijn boekje "De Nederlandse Munten" aangeeft op blz. 135, "deden de nieuwe machines (de "diverse apparaten om de uit de middeleeuwen daterende werkwijzen van de muntvervaardiging te mechaniseren ...", m.a.w. de schroefpersen) pas in 1670 in ons land hun intrede." Dat is dus de 2e helft van de 17e eeuw.
Gr.
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Ontzettend leuke en vooral boeiende / leerzame posts over de Scheepjesschellingen, Sjors. Ik heb ze met plezier gelezen. Dank voor het posten.
Ik sluit niet uit dat ik mijn verzameling nog wel eens ga uitbreiden met gouden scheepjesschellingen, want ik vind het een super mooi munttype. Achteraf had ik bij de Schulman veiling van begin maart een gouden variant moeten kopen, maar die munten kwamen aan het begin en met een beperkt budget moet je keuzes maken.
Weet jij of er ook gouden Zeeuwse Scheepjesschellingen bestaan?
Gr Adriaan
Ik sluit niet uit dat ik mijn verzameling nog wel eens ga uitbreiden met gouden scheepjesschellingen, want ik vind het een super mooi munttype. Achteraf had ik bij de Schulman veiling van begin maart een gouden variant moeten kopen, maar die munten kwamen aan het begin en met een beperkt budget moet je keuzes maken.
Weet jij of er ook gouden Zeeuwse Scheepjesschellingen bestaan?
Gr Adriaan
Leestip: Achtervolgd door de staatsmaffia, geschreven door Bill Browder.
-
- Donateur
- Berichten: 1605
- Lid geworden op: 25 jul 2011, 13:51
Re: Hollandse Scheepjesschellingen
Ja, die bestaan, maar zijn behoorlijk zeldzaam. Je komt deze maar heel weinig tegen, de gouden afslagen die je ziet zijn vooral van Holland en Utrecht.Anomander_Rake schreef: ↑17 apr 2021, 23:54 Weet jij of er ook gouden Zeeuwse Scheepjesschellingen bestaan?
Gr Adriaan