Kijk, dit soort muntjes zijn nou de reden dat ik onder andere Chinese cash verzamel; behalve dat het bijzonder exotische munten zijn, zijn ze vaak voor een paar euro aan te schaffen en toch hebben ze een enorm interessante geschiedenis. Dit muntje in bijzonder. Voor het ongetrainde oog ziet dit muntje er gewoon uit als een standaard cash; vier karakters rond een centraal vierkant gat. De karakters verwijzen hier echter naar een bijzondere periode.
We moeten de inscriptie hier lezen van boven af, vervolgens het karakter beneden, rechts, en dan links. Dan komen we uit op 昭武通寶
Zhao Wu Tong Bao. De laatste twee karakters kunnen we verwachten; sinds de zevende eeuw hebben de meeste cash munten deze in hun inscriptie, zij verwijzen simpelweg naar het feit dat het een munt (“geld” is misschien een betere vertaling) uit de in de andere twee karakters genoemde 年號 nianhao is. In het Nederlands hebben wij hiervoor geen mooie term. De letterlijke vertaling, “jaartitel” of “jaarnaam”, brengt de werkelijke betekenis niet geheel over. Het gaat namelijk om een titel, door de keizer zelf gegeven, van een bepaalde periode binnen zijn regeringsperiode. Sommige keizers kozen elk jaar een andere nianhao, andere deden meerdere decennia met een nianhao. Vaak werd het veranderen van Nianhao gekoppeld aan een belangrijke gebeurtenis; er werd een zoon geboren, een belangrijk gebied veroverd, een komeet gezien, etc. Uit mijn hoofd stamt het gebruik van een nianhao op de munten uit de desbetreffende periode ergens uit de 4de eeuw na Christus en vrijwel alle munten hierna waren ook beschreven met hun “regeringsperiode”.
Nu de Nianhao op dit muntje,
Zhaowu. Deze titel is nooit door een officiële, erkende keizer gedragen. Voor de oorsprong ervan moeten we terug naar het jaar 1678. Maar eerst even wat geschiedenis.
Vele van jullie zullen bekend zijn met de 明 Ming-dynastie. De mooie porseleinen vazen uit deze periode brengen vaak op veilingen astronomisch hoge bedragen op, zeker nu de Chinezen zelf ook wat meer interesse beginnen te tonen in eigen hun erfgoed. Velen van jullie zullen ook wel bekend zijn met de 清 Qing-dynastie. De meeste Cash-muntjes die tegenwoordig op de markt zijn, zijn uit deze dynastie afkomstig. Het is juist de overgang tussen deze dynastieën waar wij nu naar moeten kijken. Het jaar is 1644. China was toen al een behoorlijk land, met grenzen waaronder velen verschillende volken en etnische minderheden leven. Veruit de meesten zijn de zogenaamde Han-chinezen, welke al eeuwen (met een kleine onderbreking door de welbekende Genghis Khan en zijn Yuan-dynastie) de scepter in het imperiale China zwaaien, maar in het noorden wonen ook een groot aantal Mantsjoes , afkomstig uit het afgelegen Mantsjoerije. De Ming-dynastie is een van de welvarendere periodes in de Chinese geschiedenis, waar de Confuciaanse idealen de bevolking in haar greep hield, evenals de goed en bijzonder accuraat georganiseerde imperiale bureaucratie. Het deel van de bevolking dat daadwerkelijk literaat was, was in de Chinese geschiedenis nog nooit zo hoog, en menige kunstvorm schijnt zijn hoogtepunt gekend te hebben tijdens deze dynastie. Tegen het eind van de Dynastie echter, neemt deze welvaart geleidelijk af. In de jaren twintig van de zeventiende eeuw gaat het enigszins mis. Door een aantal mislukte oogsten komt een groot deel van de boeren in opstand, evenals de eerdergenoemde etnische minderheid, de Mantsjoes.
Deze opstand blijkt bijzonder wat momentum te kunnen verzamelen. Na een aantal belangrijke veldslagen lijkt de overwinning voor de Mantsjoes in zicht; zij naderen de hoofdstad van de Ming; Beijing. Deze wordt vlak voordat de Mantsjoes komen echter ingenomen door een leger van rebbelerende boeren. De Ming keizer pleegt zelfmoord. De Ming dyanstie is ten einde. De leider van deze rebellie, Li Zicheng, roept zichzelf uit tot keizer van de nieuw gecreëerde (da) Shun-dynastie. Deze zou echter maar een enkel jaar bestaan; na de dood van Li een jaar later zou de dynastie uit zichzelf zich ontbinden.
Hoe dan ook, Li Zicheng heeft Beijing in zijn handen. Dit is waar een zekere Wu Sangui om de hoek komt kijken. Wu Sangui kwam uit een familie, loyaal aan de Ming dynastie, welke al vele generaties hoge militaire posities bekleedde. Zo ook Wu Sangui; mede door de hulp van zijn vader werd hij op zijn 27ste al benoemd tot generaal van het Ming-leger. Vele malen vecht hij tegen de Mantsjoes, wordt verslagen, maar weet telkens te ontkomen. Ten tijde van de val van Beijing voerde Wu Sangui het grootste Ming-leger aan, marcherend naar de hoofdstad om deze te verlossen van de legers van Li Zicheng. Echter, halverwege, als hij aankomt bij een van de hoofdposten van de Chinese muur, ontvangt hij het nieuws dat zijn keizer zelfmoord had gepleegd. Hij kreeg daarop ook een aanbod van Li Zicheng, die hem en zijn leger graag aan zijn kant wou hebben. Wu deed er echter te lang over om te antwoorden, hetgeen door Li genomen werd als een weigering, waarop deze een groot deel, 38 om precies te zijn, van Wu’s familie liet ombrengen. Wu, logischerwijs nogal woedend hierom, defeceert vervolgens naar de Mantsjoes. Samen nemen zij Beijing terug in, en de Qing dynastie is een feit.
Wu Sangui wordt door de Mantsjoes rijkelijk beloond; hij krijgt de provincie Yunnan onder zijn bevel, als een soort autonome staat binnen het Qing rijk. Binnen het toch ietwat conservatieve hof van de Qing-keizer was hij, als een van de weinige Han-Chinezen, een uitzondering. De Mantsjoes vertrouwden eigenlijk alleen zichzelf, en naarmate de tijd vorderde werden de Han-chinezen steeds meer gewantrouwd. Wu doorzag het plan van de keizer om langzamerhand zijn macht te verminderen, en besteedde een groot deel van de belastinginkomsten aan het opbouwen van een leger voor een eventuele oorlog met de Qing. In 1673 barste de bom; Wu en twee andere Han-Chinezen, beide op eenzelfde manier als Wu aan de macht gekomen van hun eigen provincie, nemen ontslag van hun taken, nadat hen door de keizer werd aanbevolen om met pensioen te gaan. Met de opgebouwde legers veroveren zij een aantal zuidelijke provincies, en in 1678 roept Wu Sangui zich zelfs uit tot keizer van de gecreëerde Dazhou-dynastie. En als Nianhao kiest hij, u raad het al,
Zhaowu.
Dit muntje is dus gegoten in het zuiden van China, onder de rebel Wu Sangui, ten tijde dat hij kortstondig als keizer van zijn eigen gecreëerde staat heerste. In 1678 om precies te zijn. Eind hetzelfde jaar overlijd hij namelijk, hetgeen deze munt dus dateert tussen het uitroepen van de regeringstitel
Zhaowu (exacte datum mij niet bekend) en zijn dood (2 oktober). Een bijzonder leuk muntje, dat dus aan deze bijzondere rebel kan worden toegeschreven! Een muntje waarin de numismatiek en de geschiedenis mooi samen komen. Na zijn dood neemt zijn zoon overigens het keizerschap en de leiding over de rebellie over, maar gezien zijn onervarenheid als (militair) leider werd hij in 1681 definitief verslagen. Oh, en ook in stukjes gehakt.
Echt zeldzaam zijn deze munten helaas niet. Mijn literatuur geeft een zeldzaamheid van 14/16, hetgeen overeen zou komen met een verkoopprijs van zo’n 3 a 8 euro. Desalniettemin een leuk stuk. Ik ben een tijdje bezig geweest met het actief zoeken naar verschillende Ming-rebellen (er zijn er nog een dozijn of wat), maar dit verzamelgebied staat al een tijdje stil. Toch zijn de meeste niet zo duur, en het feit dat deze zo makkelijk aan historische gebeurtenissen kan worden gekoppeld is toch een behoorlijk pluspunt. Het is weer eens wat anders dan de Qianlong cash die meestal op dit forum wordt geplaatst
Het is trouwens de ‘closed-head-Tong’ variant, welke waarschijnlijk aan een mint in Yunnan kan worden toegeschreven.
Groet,
Mika