LUC, wat een prachtige aanwinst! Je hebt mij stinkend jaloers gemaakt, want dit type heeft het allemaal, maar vooral een prachtige geschiedenis! Binnen de antieken is de Romeinse republiek toch wel een beetje mijn ‘specialiteit’, voor zover ik dat heb. Een echte specialist mag ik mezelf niet noemen, maar deze periode heeft gewoon een bepaalde aantrekkingskracht. Vooral de late republiek, als de muntslag een mooie afspiegeling word van het politieke geweld dat de periode rijk was. En als je deze munt eruit weet te vissen, ben je wat mij betreft geen leek meer hoor LUC

.
Kwalitatief een van de betere stukken die ik van deze ‘Narbo’-serie gezien heb en de voorzijde is geslagen met een van de mooiere stempels uit de serie. Normaal gesproken ben ik geen fan van de manier waarop de naam van de magistraten rond de Roma buste is geplaatst, maar op deze stempel is het mooi uitgevoerd. Een beetje off-centre, maar persoonlijk vind ik dat niet heel storend. Je mag er zeker trots op zijn!
Het eerste punt los jezelf al op. Lucius Pomponius is niet diegene verantwoordelijk voor de muntslag, maar Lucius Porcius Licinus. Maar per jaar werden er toch drie muntmeesters aangesteld in Rome? Dat klopt, maar dit is allesbehalve een normale slag. Je hebt er zelf al behoorlijk wat van bij elkaar gepuzzeld, maar voor de compleetheid:
In het jaar 121 vChr word in Gallia Transalpina (Gallië aan de andere zijde van de Alpen) een belangrijke overwinning geboekt. Twee belangrijke gallische stammen werden verslagen; de Arverni onder leiding van hun koning Bituitus en de Allobroges. Verantwoordelijk hiervoor was de romeinse consul Quintus Fabius Maximus Allobrogicus (zijn bijnaam, Allobrogicus, kreeg hij dan ook naar aanleiding van deze overwinning) en zijn proconsul Gnaeus Domitius Ahenobarbus. Ahenobarbus was in 122 vChr consul geweest in Rome, en nadat zijn eenjarige aanstelling voorbij was, werd hij als proconsul (een verlenging van zijn imperium) naar Gallië gestuurd. Samen mochten zij na deze overwinning het volgende jaar een triomftocht in Rome houden, rijdend op olifanten, met de verslagen koning Bituitus voorop. Later zou hij in het overwonnen gebied een bekende weg aanleggen (die hij geheel niet egoïstisch ‘Via Domitia’ noemde) waaraan later de colonia Narbo zou ontstaan.
Tegelijkertijd is er in Rome een zekere Lucius Licinius Crassus bezig met een naam voor zichzelf te maken. Toen hij slechts 21 was vervolgde hij een corrupte proconsul met succes, en sindsdien stond hij bekend als een van de beste publieke sprekers van Rome. Op zijn 27ste (in het jaar 113 vChr) won hij bijna een haast onmogelijke zaak – het verdedigen van een Vestaalse maagd die was betrapt op het delen van haar bed met een man, een absolute doodzonde- maar uiteindelijk werd ze toch veroordeeld. De schrijver en politicus Cicero, een van zijn studenten, meld dat Crassus rond dit punt ook een zekere interesse had in het stichten van een kolonie in Narbo, wat hij later ook zou doen.
Dan komen we dus aan bij deze munt en de discussie die er hem omringt. Op de achterzijde worden namelijk twee namen genoemd; Lucius Licinius Crassus en Gnaeus Domitius Ahenobarbus. Zijn dit dezelfde personen als hierboven genoemd? Crassus waarschijnlijk wel, bij Ahenobarbus gaat het waarschijnlijk om een gelijknamige zoon. Dan de muntplaats. Hoe zeker kan men Narbo aanwijzen als muntplaats? Niet heel zeker is het antwoord, maar het is gezien de omstandigheden de beste optie. We weten vrijwel zeker dat deze serie niet in Rome, maar in een noordelijker gelegen stad is geslagen. Gezien het feit dat het geen geringe aanmunting geweest is en de historische omstandigheden, is Narbo als meest waarschijnlijk aangewezen. Ook is deze serie bijzonder gezien het feit dat er vijf verschillende namen op de voorzijde verschijnen. LUC noemde L. Pomponius en L. Porcius Licinus al, maar ook M. Aurelius Scaurus, L. Cosconius en C. Malleolus hebben onder Ahenobarbus en Crassus gemunt. Waarschijnlijk zijn dit dus diegene verantwoordelijk voor de muntslag zelf, terwijl Ahenobarbus en Crassus verantwoordelijk waren voor het runnen van de Colonia. De stempelaantallen die aan ons bekend zijn (voorzijde/keerzijde):
M. Aurelius Scaurus – 85/106
L. Cosconius – 37/46
C. Malleolus – 32/40
L. Pomponius – 103/129
L. Porcius Licinus – 48/60
L. Porcius Licinius, diegene verantwoordelijk voor de munt van LUC, zit dus halverwege qua zeldzaamheid. Malleolus is de zeldzaamste, als we er van uit gaan dat alle andere factoren ongeveer gelijk zijn ten minste. Veel weten we niet over deze magistraten, maar Scaurus is mogelijk later in zijn leven consul.
Maar toch wel de grootste discussie is betreffende de datering van deze muntslag. 118 is de traditioneel gegeven datering van de stichting van de colonia te Narbo en dus ook deze muntslag. Dit levert alleen meer dan een paar problemen op. Het gehele verhaal is tamelijk gecompliceerd, maar het komt erop neer dat in 118 vChr zowel Ahenobarbus als Crassus tamelijk jong waren, eigenlijk veel te jong om de positie van ook maar enige magistrale positie te behouden, laat staan het runnen van een Colonia. Ten tweede is de datum 118 vChr niet volledig te linken aan hoard evidence; tegenwoordig word door sommigen 113 vChr gebruikt als datum voor deze muntslag, wat meer in lijn valt met de geschriften van Cicero over Crassus.
Later zouden Crassus en Ahenobarbus nog veel met elkaar in aanraking komen. Beiden diende als consul in respectievelijk 95 en 96 vchr, en in 92 vChr waren zij samen censor; de magistraten verantwoordelijk voor de volkstellingen. Hun relatie verslechterde echter, en vaak raakte zij in discussie over de kleinste dingen. Zo zouden ze elkaars villa’s hadden beledigd, wat uitliep op een grootschalig schandaal, met als resultaat dat ze beiden moesten aftreden.
Verder noem je al dat op de achterzijde koning Bituitus zou staan, aldus de boeken van Sear. Maar persoonlijk vind ik dat men altijd wat voorzichtig moet zijn met dit soort identificaties. Wat hebben we nou voor een bewijs dat dit inderdaad deze koning zou moeten voorstellen? Een figuur staande in een biga met Gallische attributen (je noemt de carnyx al, maar ook het schild heeft een typisch Gallisch patroon). Zonder twijfel een Gallisch krijger, maar om hier gelijk een koning aan te koppelen? Het zou goed mogelijk kunnen zijn, maar ik vrees dat de exacte boodschap van de Romeinen aan ons verloren is gegaan.
Nog even terugkomend op het X-monogram op de voorzijde. Hier is nog genoeg discussie over, dus een eenduidig antwoord is vrijwel onmogelijk. Je vermeld al dat op sommige munten, zeker oudere Denarii, simpelweg een kruisje staat. Dit verwijst naar het feit dat een Denarius, al sinds de invoering ervan in 211 vChr, 10 as waard was. Het woord Denarius is dan ook afgeleid van het woord Decem: het Latijn voor 10. De X was dus eigenlijk gewoon de denominatie. Maar rond 141 vChr zien we iets interessant: de as, waarschijnlijk als lange-termijn effect van het financieren van de derde Punische oorlog, werd volgens de antieke bronnen zes (!) keer minder waard. Dit valt terug te zien op de munten: vanaf 141 zien we dat er op de munten ipv van een X een XVI (16) staat. De denarius werd immers, om de waarde-verlaging van de as te reflecteren, geretariveerd als zijnde 16 as. De oplettende lezer zal al gemerkt hebben dat een devaluatie van 600 procent echter niet geheel overeenkomt met een ophoging van 60%; waarschijnlijk zijn hier de (later geschreven) antieke bronnen niet geheel accuraat. Hoe dan ook, in 141 werd de denarius dus 16 as.
Twee jaar lang stond er op de munten een XVI. Maar laat in 139 vChr zien we weer munttypes met een X! Wat is hier gebeurd? We weten dat de denarius tot in de keizerlijke tijd 16 as bleef, dus het is onwaarschijnlijk dat men de veranderingen terugdraaide. Ook zien we nu het ‘kruisje met een streepje erdoor’ verschijnen op de munten. Vaak word dit verklaart als zijnde een XVI-monogram, maar persoonlijk ben ik hier niet volledig van overtuigd. Het kruisje bleef nog een eeuw op de munten staan, ondanks het feit dat hij dus allang geen 10 as meer was. Waarschijnlijk bleef het er op worden afgebeeld vanwege de link met de naam van de denarius, en wellicht is de ‘X met een streepje erdoor’ simpelweg een denominatie-teken, zoals wij de €, £ of $ hebben. Een inscriptie op een munt van Gnaeus Cornelius Lentulus Marcellinus uit 74 vChr onderschrijft dit verder: LENT EX SC CVR.Ӿ.FL (‘Lentulus ex senato consulto Curator denariorum flandorum’, vrij vertaald: Lentulus, bij het besluit van de Senaat, curator voor het fabriceren van Denarii). Interessant is trouwens dat op deze Narbo-serie, zowel munten met een X als een Ӿ te vinden zijn!
Als laatste nog een kleine aanvulling over de mysterieuze ‘kartelrand’ (in het Latijn inderdaad Serratus; Zaag-vormig). Er is nog steeds tussen verschillende antieke numismaten een verhitte discussie over het exacte doel ervan. Er zijn drie grote stromingen;
1. Het is puur esthetisch, zonder enig ander doel. Er zijn namelijk twee verschillende soorten munten waarop het voorkomt. Ten eerste dus deze republikeinse denarii, ten tweede de ongeveer gelijktijdige (beginnen een paar decennia eerder) kleinbronzen van de Seleuciden. Van deze munten weten we vrijwel zeker dat de toevoeging van deze rand puur ornamenteel was. Het gaat hier over kleine bronzen munten (snoeien was geen probleem, evenals de hieronder genoemde fourrees). Een groot verschil met de Romeinse munten is echter de manier waarop deze rand werd gefabriceerd. De stempelplaatjes van de Seleuciden werden al gegoten met deze rand in de mal, terwijl de inkepingen bij de romeinse denarii pas na het gieten werden gemaakt met een bijtel-achtig object, maar waarschijnlijk wel voor het slaan. Dit is een groot argument tegen deze theorie; het kost op deze manier veel extra moeite om deze rand te maken. Vaak zijn deze serrate denarii bijzondere series die in tijden van nood geslagen werden; het lijkt dus onlogisch dat er precies in deze tijden extra moeite werd gedaan voor een esthetische toevoeging.
2. Om snoeien tegen te gaan. De moderne uitleg voor de soortgelijke kartelrand op provinciale munten is om het snoeien tegen te gaan. Er zijn alleen bijzonder weinig antieke denarii die sporen vertonen van snoeien, dus in mijn optiek is dit een vrij onlogische verklaring.
3. Om fourrees tegen te gaan. Valsmunterij is van alle tijden, en ten tijden van de republiek waren er geen gering aantal fourrees in circulatie; een koperen kern, met daar een (dikke) laag verzilvering overheen. Ook dit blijft een mysterieus fenomeen, het onderwerp voor menig verhitte numismatische discussie. Deze ‘vervalsingen’ zijn namelijk totaal niet zeldzaam, en in uitvoering bijna gelijk aan de officiële muntslag. Sommigen hebben hieruit opgemaakt dat deze fourrees wel degelijk in het officiële munthuis zijn geslagen, zowel legaal als illegaal. Een muntmeester kreeg immers van de senaat een bepaalde hoeveelheid zilver wat hij moest omzetten in munten. Als hij een groot aantal van deze munten met een koperen kern liet slaan, zou hij het overgebleven zilver achterover kunnen drukken. Ethisch, nee. Winstgevend, ja. Anderen zeggen dat de vervalste muntplaatjes door corrupte munthuis-medewerkers naar binnen werden gesmokkeld, om daar vermunt te worden (al valt hier gelijk tegenin te brengen dat de medewerkers van de munt vaak slaven waren!). Weer anderen noemen het allemaal onofficiële vervalsingen. Hoe dan ook, fourrees waren een probleem. Door inkepingen in de rand te maken zou het volk kunnen zien dat de munt volledig van zilver was. Hier zijn echter ook twee argumenten tegen. Ten eerste het feit dat er ook fourrees bekend zijn met een geserrateerde rand. Ten tweede het feit dat deze rand slecht sporadisch werd toegevoegd, vaak met grote tussenpozen. In hetzelfde jaar werden vaak munten met normale- en kartelranden geslagen. Als fourrees dus echt zo’n probleem waren in bepaalde jaren, waarom werd het niet op elke munt gedaan?
Kortom, veel vragen, relatief weinig antwoorden. Persoonlijk neig ik naar een combinatie van de twee, maar meer onderzoek is zeker nodig.
Zo, een heel verhaal, maar hopelijk kun je er wat leuks uithalen LUC. Mocht je nog meer vragen hebben, stel ze gerust!
Met vriendelijke groet,
Mika